De bedrijven van de PALI Group liggen relatief dicht bij de landsgrenzen. Aanvoer vanuit Duitsland en België lijkt dan een voor de hand liggende oplossing. Maar dat stuit volgens Paridaans op grote bezwaren. ‘Wij exporteren vlees naar landen als de Filippijnen en China. En die landen eisen dat de dieren die wij verwerken, geboren en getogen Nederlands zijn.’ Bij de kalveren speelt iets vergelijkbaars. ‘Wij werken in Nederland met een kwaliteitssysteem met hogere eisen dan in de ons omringende landen. Zo zijn er afspraken gemaakt over gebruik van antibiotica, vierkante meters staloppervlak en dergelijke. Op het moment dat we kalveren gaan importeren, is het voor ons onmogelijk om hard te maken dat we voldoen aan de eisen van onze afnemers. En die afnemers zouden het ook niet pikken als we op dit vlak concessies zouden doen.’
Ondernemersrisico: serieus?
De Provincie schaart de gevolgen van wat nu dreigt te gebeuren gemakshalve onder de noemer ondernemersrisico. Dit tot grote ergernis van Fransen en zijn collega-ondernemers. ‘De politiek zou voorspelbaar moeten zijn. Ook die in de provincie. Maar daarvan is nu geen sprake.’ Paridaans heeft inmiddels aan den lijve ondervonden wat dat betekent. De PALI Group investeerde de laatste twee jaar nog fors in de slachterijen in Geldrop en Den Bosch. De informatie die nu bekend is, had het bedrijf toen nog niet. ‘We gingen er vanuit dat de situatie pas in 2028 zou veranderen. En dat we nog tien jaar de tijd zouden hebben om te zoeken naar innovatieve oplossingen om de pijn van de reductie te verlichten. Niet dus.’
'De politiek zou voorspelbaar moeten zijn, toch? Niet dus'
De enige handreiking van de Provincie na alle kritiek is geweest dat de invoering niet acht jaar naar voren wordt gehaald, maar zes jaar. Maar voor Paridaans voelt dat als een doekje voor het bloeden. ‘We komen tijd en geld tekort om maatregelen te nemen.’ Fransen vindt het ook kwalijk dat Brabantse bedrijven – nota bene door hun ‘eigen’ overheid – op achterstand worden gezet ten opzichte van hun collega’s elders in het land. ‘Een gelijk speelveld, in elk geval op nationaal niveau, dát is toch niet te veel gevraagd?’
Geen gehoor bij Statenleden
Over de bereidheid van de Provincie om te luisteren naar de argumenten van de ondernemers, had Fransen al zo zijn twijfels. Met vier bezorgde collega’s mocht hij een aantal weken geleden in het Bossche Provinciehuis opdraven voor een gesprek met de verantwoordelijke Statenleden. Een uurtje kregen ze om hun verhaal te doen. Hij hield er geen goed gevoel aan over. En dat blijkt nu dus terecht.
Jan van Mourik van de Brabants-Zeeuwse Werkgeversvereniging is teleurgesteld over de uitkomst van de stemming. Nu is het te hopen, zegt Van Mourik, dat de veehouders en andere ondernemers in elk geval bij de uitvoering van de plannen nog actief worden betrokken. Ondertussen werkt de Brabants-Zeeuwse Werkgeversvereniging aan de opzet van een Taskforce innovatie en agrofood. Gedachte daarachter is dat met alle kennis die innovatieve Brabantse bedrijven voorhanden hebben, gewerkt gaat worden aan een alternatief om de milieudoelen te halen. Maar dan zonder ingrijpende gevolgen voor de werkgelegenheid in de agrofood-sector.
Alleen al de agrarische sector is in Brabant goed voor 27.500 banen. Daar komt de werkgelegenheid bij toeleveranciers, afnemers en andere bedrijven nog bij