Keer op keer failliet.

16-07-2014

Faillissementsfraude wordt op papier harder aangepakt. Maar doen politie en justitie er in de praktijk ook voldoende aan? In de Haagse regio wordt daar mee gestart. Nu de rest van het land nog.

Blijkbaar gaat faillissementsfraude niet met grote emoties gepaard. Er is geen beveiliger aanwezig bij de themazitting over faillissementsfraude in de rechtbank van Utrecht. Bij dit soort zaken blijven verdachten en publiek doorgaans rustig, zegt een voorlichter van het openbaar ministerie. Ook vandaag blijven de emoties binnen de perken. Een van de verdachten, een jonge vrouw met opvallende make-up, gouden ketting en rinkelende armbanden, en tatoeages in de nek en op de arm, pinkt een traantje weg nadat ze tegen de drie rechters heeft gezegd dat een veroordeling haar weer terugwerpt in de situatie die ze juist achter zich wil laten. Haar vader was net overleden en haar (inmiddels) ex had haar met de kinderen uit huis geschopt. Ze moest een onderkomen en eten voor haar kinderen zien te vinden. De kledingwinkel moest ze failliet laten gaan. En ja, in die tijd heeft ze de bedrijfsadministratie laten versloffen. Ook omdat haar ex dat altijd deed.

Het ontbreken van een deugdelijke administratie is de reden dat zij vandaag in het beklaagdenbankje zit. Zonder administratie kan de curator niet beoordelen of alle partijen in het faillissement hun deel krijgen, en of er verdachte transacties zijn geweest voorafgaand aan het faillissement. Dan is er bijvoorbeeld een flink bedrag doorgesluisd naar bekenden van de verdachte. Of is er apparatuur verdwenen.

De officier van justitie vindt dat de vrouw ‘persoonlijke omstandigheden belangrijker vond dan zakelijke omstandigheden’ en eist een taakstraf van tachtig uur, waarvan de helft voorwaardelijk. De advocaat van de verdachte is het daar niet mee eens: hier is geen sprake van het moedwillig achterhouden of vernietigen van de administratie, maar van het totaal ontbreken van de administratie. Geen opzet dus. De rechters doen de week na de zitting uitspraak, net als in de andere drie gevallen die deze maandagmorgen worden behandeld.

’t lijk moet van de straat
Met zo’n themazitting richt het openbaar ministerie de schijnwerpers op faillissementsfraude. Zo raakt het thema niet ondergesneeuwd tussen allerlei andere zaken. Het is een van de manieren om te laten zien dat justitie en politie meer aandacht schenken aan faillissementsfraude. Die vorm van criminaliteit wil nog wel eens het onderspit delven ten opzichte van geweldsdelicten. Bloed gaat voor geld, heet dat dan. Of, zoals Thomas Voskuil, landelijk coördinator bestrijding horizontale fraude bij het Functioneel Parket, de dagelijkse hectiek verwoordt: ‘Fraude kan even wachten, maar het lijk moet van straat.’

Bij de aanpak van faillissementsfraude zijn veel partijen betrokken, en die moeten allemaal hun taak goed uitvoeren. De curator moet verdachte faillissementen melden, de politie moet voldoende financieel-economisch onderlegd zijn om onderzoek te kunnen doen, en het openbaar ministerie moet er een zaak van maken. Als er één schakel in de keten ontbreekt of niet goed functioneert, loopt het proces vast. Het bedrijfsleven klaagt al langer dat fraudeurs hun gang kunnen gaan en schuldeisers het nakijken hebben.

Vijftig aangiftes
In Den Haag is een begin gemaakt om het tij te keren. Officier van justitie Johanna Reddingius heeft daar de handschoen opgepakt. ‘Het was een beetje kip en ei. Curatoren deden geen aangifte omdat ze ervan uitgingen dat de politie er toch niets mee zou doen. De politie deed geen onderzoek omdat er geen aangiften waren. Ik heb eerst de politie bereid gevonden tijd en ruimte vrij te maken voor het onderzoeken van faillissementsfraude. Daarmee ben ik naar de curatoren gegaan, zodat zij er vertrouwen in zouden krijgen dat er iets met hun aangiftes werd gedaan. Verder houden we vier keer per jaar een spreekuur voor curatoren die willen weten hoe zij fraude het beste kunnen aanpakken.’

Het Haagse initiatief heeft geleid tot veertig à vijftig aangiftes per jaar in de regio. Het is de bedoeling deze aanpak nu ook elders in het land toe te passen, met voorlopig als streven ten minste vijftien zaken per arrondissement. Het openbaar ministerie ziet daarop toe. Het staat andere regio’s daarbij vrij een eigen aanpak te kiezen. Maar er zal wel eerst in elke regio iemand op moeten staan zoals Reddingius. ‘Iemand moet alle betrokken partijen erbij halen en zorgen dat iedereen weet waar de ander mee bezig is. De kennis in de keten moet worden gedeeld.’

De grafische industrie, een van de sectoren die regelmatig geplaagd worden door faillissementsfraude, vindt de Haagse aanpak ‘een goede zaak, die bij ons zou kunnen werken’, aldus Cees Verweij, voorzitter van de Koninklijke Vereniging van Grafische Ondernemingen. ‘Wel is het belangrijk dat de nieuwe wetgeving die eraan komt ook in de praktijk gehandhaafd gaat worden. Anders wordt het een papieren tijger.’

Fluiten naar je geld
De aanpak blijft beperkt tot de kleine, betrekkelijk eenvoudige zaken. De grote complexe zaken (jaarlijks zo’n veertig) doet de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst. Hierbij kan gedacht worden aan zaken die vertakkingen hebben in het buitenland, aan ‘bedrijvendokters’ en beroepsfraudeurs die een kerstboom aan bv’s hebben opgetuigd. Zaken die heel veel opsporingstijd vergen. De kleine zaken ogen misschien minder spectaculair, maar ze vormen wel 75 procent van de geschatte 2.500 gevallen van faillissementsfraude die jaarlijks plaatsvinden (op een totaal van tienduizend faillissementen). Reddingius: ‘Kleine zaken werken net zo ontwrichtend uit op de maatschappij. Crediteurs kunnen naar hun geld fluiten en belanden daardoor mogelijk zelf in een faillissement.’

Tot dusver kan de Haagse politie werk maken van elke serieuze aangifte. Maar de politie moet roeien met de riemen die zij heeft en kan niet alles oplossen. Dat geldt ook voor andere delicten. Daar kan een ondernemer die slachtoffer is geworden van faillissementsfraude natuurlijk weinig mee. ‘ Tsja’, reageert Reddingius, ‘dat zijn nu eenmaal de keuzes die we met z’n allen via de politiek hebben gemaakt. Als het politie- en justitieapparaat groter moet, zal iedereen ook meer belasting moeten betalen.’

Fraudeur gaat vrolijk door
Thomas Voskuil van het Functioneel Parket benadrukt dat het bedrijfsleven niet alle heil van het strafrecht moet verwachten. ‘De curator is als eerste aan zet en die heeft een civiele insteek. Hij kijkt hoeveel geld er in de boedel zit en hoe dat verdeeld moet worden over de schuldeisers. Als de administratie ontbreekt of er is een vermoeden van fraude, dan komt in tweede instantie het strafrecht om de hoek kijken.’

Het is volgens hem ook belangrijk om faillissementsfraude te voorkomen door meer aandacht te besteden aan preventie. Leveranciers moeten voorzichtig zijn en niet te snel goederen leveren aan onbekende partijen. ‘Op Markplaats kun je bijvoorbeeld checken of bepaalde bankrekeningnummers veel klachten opleveren van Marktplaats-bezoekers. Zo’n systeem zou er misschien ook kunnen komen voor bedrijven.’

Minister Opstelten van Justitie heeft daarnaast enkele wetsvoorstellen ingediend die politie en justitie meer armslag geven in de strijd tegen faillissementsfraude. Reddingius en Voskuil zijn daar blij mee. Maar strengere wetgeving werkt alleen als alle betrokkenen hun rol pakken en er vervolgens ook wordt gehandhaafd. Anders blijft het symboolwetgeving en gaat de fraudeur vrolijk verder.


Zaak 1: Katvanger?

In de beklaagdenbank zit een man in polo en spijkerbroek. Hij was taxichauffeur en wilde een klusbedrijf beginnen. Op een bouwbeurs ontmoet hij twee mannen die wel iets in zijn bedrijf zien. Ze zullen hem aan opdrachten helpen. In werkelijkheid bestellen zij volgens de verdachte, zonder dat hij het weet, onder meer scooters en rijplaten die door het faillissement van het bedrijf niet worden betaald.

De verdachte vindt het ‘verschrikkelijk’ wat er gebeurd is, maar legt de verantwoordelijkheid ook deels bij de leveranciers: die hadden moeten controleren dat de twee mannen niet met zijn pinpas mochten betalen. Zelf kan hij de rechters niets vertellen over de twee mannen. De namen die hij opgeeft kloppen niet. Er wordt vermoed dat hij een ‘katvanger’ is: iemand die gebruikt wordt door anderen om fraude te plegen.

De man heeft ook papieren vervalst om een banklening los te krijgen. Dat geeft hij toe. Maar wat moest hij anders? Hij had drie maanden huurachterstand. Hoe moest hij als gescheiden man zijn twee kinderen opvangen als hij op straat kwam te staan? ‘Ik heb niks, zelfs geen uitkering. Een advocaat kon ik me dan ook niet veroorloven.’ Hij is nu bij een ‘kennis’ in de leer om schilder te worden.

Hij omschrijft zichzelf als ‘iemand die graag dingen probeert. En als het niet lukt, stop ik ermee.’ De rechter wijst erop dat hij in het verleden meer bedrijven op zijn naam had: onder meer een autowasserij, een kledingwinkel en een reisbureau. En op zijn strafblad staat een hennepplantage. ‘Misschien bent u gebruikt, maar u neemt geen verantwoordelijkheid en verschuilt zich achter anderen’, zegt de rechter. De officier van justitie eist vier maanden cel, waarvan de helft voorwaardelijk.



Zaak 2: Geen kasboek

Volgens de verdachte, een man in pak en voorzien van een map vol papieren, is het vrij simpel: ‘Ik wist niet dat ik een kasboek moest bijhouden. Dat is de waarheid.’ Een kasboek leek hem meer iets voor een winkel met een kassa. De betalingen voor zijn handel (onder meer energiedrankjes) verliepen meestal via de bank en soms contant. Maar hij geeft ook toe: ‘Administratie is niet mijn sterkste kant. Ik ben meer verkoper, ondernemer. En het was een eenmanszaak, dus een boekhouder was te duur.’

Een oude schuldeiser heeft het faillissement aangevraagd. Hij heeft twee ton aan schulden van eerdere zakelijke avonturen. Inmiddels is hij weer voor zichzelf begonnen als verkoper van vloeren. ‘Ik heb ook gesolliciteerd, maar kan in deze tijd zelfs niet als schoonmaker aan de slag komen. En ik moet toch inkomen hebben, met een gezin met twee kinderen.’

De officier van justitie gaat niet uit van opzet en houdt het op een werkstraf van tachtig uur, waarvan de helft voorwaardelijk. De advocaat van de verdachte is het daar niet mee eens: het niet overleggen van een administratie zou volgens haar pas strafbaar zijn als die administratie er wel is.



Zaak 3: Verkoop met faillissement in zicht

Faillissementszaken kunnen complex in elkaar zitten. Dat blijkt uit een zaak tegen twee mannen die zakenpartners zijn, maar ook elk een eigen bv hebben. Die zijn allebei failliet gegaan. Het verwijt is dat de administratie onvolledig was en een deel van de bedrijfsactiviteiten kort voor het faillissement onder de marktwaarde is verkocht.

Volgens de mannen – colbertjasje boven spijkerbroek – is hier sprake van een misverstand. De administratie was digitaal beschikbaar, al was het digitale pakket waarvan zij gebruikmaakten niet eenvoudig te raadplegen. Maar de curator had er toegang toe en heeft een deel van een Excel-bestand over het hoofd gezien, stellen zij. Ter ondersteuning van hun verhaal hebben ze een verhuisdoos met hun papieren administratie meegenomen. De officier van justitie vraagt zich in lichte verbijstering af waarom ze daar nú pas mee komen. ‘U weet toch dat u alles moet inleveren als de curator daarom vraagt?’

Tijdens de zitting passeren allerlei bedrijfsnamen en zakelijke transacties de revue. Rechter en officier van justitie moeten voldoende financieel-economisch onderlegd zijn om niet met een kluitje in het riet te worden gestuurd.

De advocaat wijst op het ‘persoonlijk drama’ van de verdachten dat zij hun bedrijf niet hebben kunnen redden. Tel daarbij op een scheiding, een huis dat ‘onder water’ staat en schuldsanering. De officier van justitie is daar niet gevoelig voor en eist vier respectievelijk zes maanden gevangenisstraf, waarvan elk twee maanden voorwaardelijk.



Harder straffen voor fraude?

Minister Opstelten van Justitie wil de aanpak van faillissementsfraude op drie punten verscherpen. Voortaan kan het bestuurders van failliete bedrijven voor maximaal vijf jaar verboden worden om een nieuw bedrijf te beginnen. Verder kan het niet hebben of overleggen van een administratie straks maximaal worden bestraft met twee jaar. Is de opzet frauduleus, dan kan dat vier jaar worden. Tot slot moet de curator aangifte doen als hij een vermoeden van faillissementsfraude heeft.
Dit artikel komt uit de print Forum