Ja, zíj is de vrouw die als schoonmaker begon en als directeur eindigde bij het Amsterdamse bouwbedrijf De Combi. Maar als haar vlucht uit Marokko ter sprake komt, blijkt dat Souad El Markhous haar grootste stap veel eerder zette.
Het is september 1989 als in de Marokkaanse havenstad Larache ’s morgens in alle vroegte een auto de straat in rijdt. Zenuwachtig staat Souad El Markhous met haar koffer in de hand te wachten tot de auto voor haar deur stopt en haar wegvoert uit Marokko. Weg uit de beperkingen die het leven haar daar oplegt en vooral weg van haar vader die haar verbiedt te studeren. Of ze op dat moment beseft in welk avontuur ze zich heeft gestort, nog maar net 18 jaar oud?
‘Heb ik voor dit lege land alles wat me lief is achtergelaten?’
De autoreis naar de Spaanse grens en daarna dwars door Europa, is slopend. ‘Ik at niks, was op van zenuwen. Ik dacht alleen maar hoe boos mijn vader zou zijn.’ En als ze op een stille zondag in Amsterdam aankomt, waar de straten leeg en verlaten zijn, heeft ze maar één gedachte: ‘Heb ik voor dit lege land alles wat me lief is achtergelaten?’
Het is ook geen hartelijk welkom dat haar wacht in Amsterdam. Ze mag bij haar tante blijven, maar wel op voorwaarde dat ze aan het werk gaat en een bijdrage levert in het huishouden. Studeren? Dat is niet aan de orde. Via een buurman kan ze als schoonmaakster aan de slag. Bij het Amsterdamse bouwbedrijf De Combi. Het bedrijf waarvan ze nu dus directeur is.
Wie is Souad El Markhous?Souad El Markhous werd in 1969 in Marokko geboren. Na haar vlucht uit Larache (Marokko) kwam ze in 1989 in Amsterdam terecht. Daar begon ze in 1990 als schoonmaker bij bouwbedrijf De Combi. Ze groeide door en werd achtereenvolgens telefonist, administratief medewerker en hoofd van de boekhouding. Tot ze in 2014 het bedrijf samen met zakelijk directeur Willie van Dijk kon overnemen. Sindsdien is El Markhous directeur-eigenaar van het bouwbedrijf.
Geen woord Nederlands
Smakelijk vertelt ze hoe ze als verlegen meisje het kantoor binnenstapte. Ze sprak geen woord Nederlands. Begreep niets van de grapjes die de bouwvakkers maakten. ‘Ik moest op woensdag ook het kantoor van de directeur schoonmaken. Dat zou nogal een boeman zijn. Soms in de vroege ochtend ging ik wel eens in z’n stoel zitten en liet m’n vingers over het toetsenbord gaan. Dan droomde ik: later werk ik ook op kantoor.’ Tot El Markhous die directeur op een ochtend tegen het lijf liep. ‘Wat doe jij hier?!’ Wat hem nou precies raakte in het verhaal dat zij hem vervolgens in gebroken Engels en Frans vertelde, weet ze eigenlijk nog steeds niet. Maar het gevolg was wel dat ze binnen no time – omdat hij dat regelde – in de schoolbanken zat. ‘Je moet gaan leren!’
‘Toen heb ik echt geleerd wat eenzaamheid is’
En zo begon ze stiekem met Nederlandse les, later volgde de opleiding bedrijfsadministratie bij Schoevers. ‘Mijn familie wist van niets. Ik deed of ik geen woord Nederlands begreep. Die periode was slopend. Ik was altijd alert, altijd bang om ontdekt te worden. Ik had niemand die ik in vertrouwen kon nemen. Ik heb toen geleerd wat eenzaamheid is. Op school dachten ze dat ik contactgestoord was. Ik bleef altijd binnen studeren, omdat ik als de dood was dat iemand me zou zien.’
De directeur van De Combi zag haar ambities en bleef haar steunen. Gaf haar elke keer weer een duwtje in de rug. Na een jaar kon ze als telefonist aan de slag, weer een jaar later werd ze administratief medewerker. Tussendoor zat ze met haar neus in de boeken. Ze slikt. ‘Ik werd door niemand begrepen. Ben een binnenvetter. Die tranen komen de laatste jaren pas dankzij mijn therapeut die me een paar jaar geleden adviseerde te schrijven. Als uitlaatklep. Dat schrijven lukt me niet, maar schilderen wel. Dat is mijn ontspanning. Dan laat ik alles los.’
Tekst gaat verder na de foto