27 NOV, 2025 • Europees nieuws
Minimumloonuitspraak bevestigt Nederlandse lijn: maatwerk blijft leidend
Het Europees Hof van Justitie heeft op 11 november uitspraak gedaan in de zaak die Denemarken had aangespannen tegen de Europese richtlijn inzake adequate minimumlonen (Richtlijn (EU) 2022/2041). Denemarken stelde dat de EU hiermee te ver ging op een terrein dat in de verdragen is voorbehouden aan de lidstaten en sociale partners.
Het Hof verwierp de meeste bezwaren, maar gaf Denemarken deels gelijk. Bepaalde bepalingen uit de richtlijn zijn geschrapt, waaronder de verplichte criteria voor de vaststelling van minimumlonen (zoals koopkracht en productiviteit). Ook de bepaling die het onmogelijk maakte om het WML naar beneden bij te stellen, is komen te vervallen. Daarmee blijft de vrijheid voor lidstaten behouden om zelf te bepalen welke criteria zij hanteren en hoe zwaar die wegen. De in de richtlijn genoemde voorbeelden voor referentiewaarden, zoals 60% van het mediane loon, zijn indicatief en niet bindend.
Voor Nederland heeft de uitspraak weinig gevolgen. De hoogte van het wettelijk minimumloon (WML) blijft een nationale kwestie en is de afgelopen jaren bovendien fors gestegen, Nederland behoort inmiddels tot de landen met de hoogste minimumlonen in Europa. In de Eerste Kamer ligt al wetgeving klaar om de richtlijn te implementeren, zonder wezenlijke impact op ons stelsel.
VNO-NCW en MKB-Nederland verwelkomen de uitspraak van het Hof. Die bevestigt dat loonvorming en loonbeleid thuishoren bij sociale partners en nationale wetgevers. Europese samenwerking kan nuttig zijn voor kennisdeling, maar afspraken over lonen vragen om maatwerk en blijven bij voorkeur in nationale handen.


