Wetenschapsagenda moet gaan bruisen

14-01-2016

Wetenschap is niet alleen een zaak van de wetenschap. Met dat idee werd vorig jaar met input van burgers en bedrijven de Nationale Wetenschapsagenda opgesteld. Resultaat is een prachtige lijst, met clustervragen en routes. Maar daar mag het niet bij blijven. Het echte werk begint nu.

Elf chief technical officers (cto’s) stuurden in 2014 een brief aan minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het was een pleidooi voor meer betrokkenheid van het bedrijfsleven bij wetenschapsvraagstukken en werd een van de katalysatoren voor de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). Vorig jaar december werd deze gepresenteerd, een sublimatie van 11.700 vragen die Nederlanders indienden. Onder leiding van Alexander Rinnooy Kan en Beatrice de Graaf werden deze ingedikt tot een serie van 140 overkoepelende vragen en 16 ‘routes’ (zie ‘Wat is de Nationale Wetenschapsagenda).

De bouwsector leverde niet alleen input voor de NWA, maar begon ook een eigen traject. Niet uit noodzaak van een plan, want die waren er genoeg. ‘Er zijn allerlei agenda’s in de bouwwereld, maar ze worden nooit gezamenlijk gemaakt’, zegt Tom van Eck, namens brancheorganisatie Bouwend Nederland betrokken bij de wetenschappelijke bouwagenda. ‘Het begin van een Nationale Wetenschaps-agenda was voor de bouwsector een aansporing om de banden met de wetenschap aan te halen. Wat dat betreft is er dus al een resultaat.’

Sowieso is Bouwend Nederland best tevreden over de Nationale Wetenschapsagenda. Het is alleen jammer dat het thema water geen route is geworden, vindt de organisatie. ‘We verwachtten niet dat al onze ideeën opgenomen zouden worden in de Nationale Wetenschapsagenda’, zegt Van Eck. ‘We moeten dus zelf iets maken voor de bouw.’ In tegenstelling tot de NWA, die iedereen uitnodigde een vraag in te dienen, hield de bouw de consultatie beperkt tot de driehoek bouwsector, opdrachtgevers (waaronder de overheid) en kennisinstituten. Het was een manier voor alle deelnemers om bij elkaar te inventariseren waar ze mee bezig waren. ‘Het lastige is namelijk dat je iets kunt bedenken op een Technische Universiteit, maar bedrijven innoveren óók’, legt Van Eck uit. ‘Voor je het weet, werk je langs elkaar heen.’

Bang
Een kijkje in elkaars keuken is in de bouwwereld geen sinecure, maar het moet als je een wetenschapsagenda wilt laten slagen, zegt Tom van Eck. ‘Innoveren in de bouw is complex. Als opdrachtgevers niet vragen, is er geen markt en gaan bouwers niet innoveren. Ze zijn bang dat, als de aanbesteding er eenmaal komt, de innovaties niet voldoen aan de specificaties en ze daarom naast de opdracht grijpen. Toch hebben ze er wel belang bij om in een groter verband nieuwe dingen te ontwikkelen. We weten dat er opdrachten komen. Er moeten bijvoorbeeld binnenkort vierduizend bruggen vervangen of opgewaardeerd worden. Daar wordt al geld voor gereserveerd. Gaan we dat op de traditionele manier aanpakken of integreren we mogelijkheden voor zelfrijdende auto’s en andere vormen van smart mobility? Bedrijven die nu vooraan mee-innoveren met de driehoek, hebben straks een voorsprong als de aanbesteding komt.’

En innovatie kan uit onverwachte hoeken komen, stelt Rob Hamer, bij Unilever verantwoordelijk voor voedsel-innovatie, deeltijdhoogleraar aan de Wageningen Universiteit en lid van de stuurgroep die de leiding had over de Nationale Wetenschapsagenda. Daarom noemt Hamer de contacten buiten de usual suspects heel belangrijk. ‘Wij hebben een heel goede verstandhouding met de bèta-wetenschappers’, zegt Hamer. ‘De alfa- en gamma-wetenschappen zijn echter onbekend territorium. Daar moeten we als bedrijfsleven meer mee samenwerken. Innovaties raken niet alleen technische vlakken, maar ook ethische, juridische en gedragswetenschappelijke. Al die kennis kunnen we onmogelijk in huis hebben. Een voorbeeld: wij hebben een wasmiddel dat zijn werk doet op 30 graden. De consument blijft toch op 50 graden wassen. Hoe kun je dat gedrag veranderen? Die inzichten zoeken wij.’ Tom van Eck van Bouwend Nederland herkent de witte vlek. Het is een samenwerking die hij graag ook in de bouw-NWA terug zou zien.

Verkokerd
Er zit ook een probleem bij de wetenschappers dat opgelost moet worden. Hamer: ‘In bètarichtingen is samenwerking bijna standaard. Het is daar heel ongebruikelijk als een wetenschappelijk artikel één auteur heeft. In sociale wetenschappen is daarentegen ruim 60 procent van de artikelen van één auteur. Dat is een kwestie van cultuur. Zeker cross-disciplinair zijn veel wetenschappers erg verkokerd. Het gevolg zie je bijvoorbeeld als het om big data gaat. Iedereen schrok toen bleek dat autofabrikanten de data gebruiken die hun voertuigen verzamelen. Technisch is de samenleving daar al heel ver, het juridische en ethische denken ligt ver achterop. Het nadeel daarvan: de ontwikkeling komt niet verder. De consument wordt opgeschrikt en wil niet meer. Dat is een potentiële showstopper voor innovatie.’

Daarin heeft de Wetenschapsagenda een grote stap gemaakt, vindt Hamer. Via de site van de NWA is het nu potentieel makkelijker geworden om je aan te sluiten bij een onderzoek. ‘Als je denkt over smart cities, moet je ook denken aan manieren om steden van voedsel te voorzien’, schetst Hamer. ‘En van water. Je moet nadenken over een gezonde en veilige leefomgeving. Dat kun je alleen maar integraal aanpakken met bouw, energie en gedragswetenschappen. Want wat is de definitie van prettig en wanneer voelen mensen zich veilig? Het nieuwe inzicht is: begin niet alleen, kijk wie er ook op dat veld werkt. Het instrument van de Nationale Wetenschapsagenda is wat dat betreft verbluffend eenvoudig. Als je  begint bij dierenwelzijn, kom je via de ethiek op hele interessante uitkomsten. Ik heb via de NWA nieuwe partijen leren kennen en nieuwe manieren gezien om problemen op te lossen.‘

Bewaker
Het werk is nog lang niet af, waarschuwen Tom van Eck en Rob Hamer. Beiden vinden het belangrijk dat de agenda’s een soort bewaker krijgen die er voor zorgt dat de cohesie blijft binnen de routes. ‘Cohesie tussen de deelnemers is de belangrijkste rol van de route’, meent Van Eck. Hij vindt dat daar ook een trekker bij hoort. ‘Wij willen graag de Smart City-lijn trekken, samen met de universiteiten. Op een gegeven moment gaat iedereen toch alleen verder met zijn eigen puzzelstukje. Het is de taak van de route en de trekker dat er onderling contact blijft zodat er mooie dingen kunnen ontstaan. Het is heel belangrijk om de energie vast te houden tussen wetenschap en innovatieve bedrijven. Dát helpt je vooruit. Ik vond zelf de combinatie tussen digitaal en fysieke clubjes heel mooi. Dan ontstaat er iets.’

‘En heel down to earth: er is geld nodig’, geeft Rob Hamer een tweede noodzaak. ‘Er is de afgelopen jaren enorm gesnoeid, met name in toegepast onderzoek, zo’n 400 miljoen euro. Wetenschappelijk onderzoek bleef constant, maar nu dreigt verdunning als je ook nog eens een Nationale Wetenschapsagenda overeind wilt houden. Daarbij hebben ons omringende landen meer geïnvesteerd in onderzoek. Nederland zit in de buurt van het Europees gemiddelde, dat is inclusief de nieuwe landen in Oost-Europa. Ik vind het een denkfout om naar dat gemiddelde te kijken. Als je bij de Top-5 van de wereld wilt horen, zoals het kabinet zegt, dan zeg ik: put your money where your mouth is. Ik vind het opvallend dat de politiek makkelijker een paar miljard voor dijkverhoging uittrekt, dan 100 miljoen voor wetenschap. We zullen het in de toekomst toch niet alleen van onze dijken maar ook van de kenniseconomie moeten hebben.’

En een gratis tip van Tom van Eck aan wetenschappers: gebruik termen die iedereen begrijpt om je onderzoek aan te prijzen. Van Eck: ‘Ik hoorde van een bijeenkomst waar wetenschappers in zouden gaan op real additive manufacturing. Ze waren erg verbaasd dat daar weinig ondernemers op af kwamen. Ik vroeg wat dat dan was: 3D-printen. Toen we dat zeiden, zat de zaal vol ondernemers.’

Wat is de Nationale Wetenschapsagenda?
De Nationale Wetenschapsagenda is opgesteld door een stuurgroep van organisaties die zijn aangesloten bij de Kenniscoalitie. Dat zijn de universiteiten, hogescholen, Universitair Medische Centra, KNAW, NWO, VNO-NCW, MKB-Nederland en de instituten voor toegepast onderzoek (TNO/TO2). De stuurgroep stond onder voorzitterschap van hoogleraren Beatrice de Graaf en Alexander Rinnooy Kan en vanaf deze maand van hoogleraar Louise Gunning. Iedereen kon via internet een vraag indienen. Op 27 november werd de Nationale Wetenschapsagenda gepresenteerd. Daarin zijn alle 11.700 vragen die zijn ingediend bij de stuurgroep gebundeld tot 140 clustervragen aan de wetenschap. Er werden 16 ‘routes’ voorgesteld, die aangeven hoe verschillende agenda’s kunnen worden afgestemd en hoe vanuit een brede vraag de volledige sterkte van het Nederlandse onderzoek kan worden gemobiliseerd. Wetenschappers, bedrijfsleven en maatschappij gaan samen de routes verder ontwikkelen en blijven werken aan nieuwe combinaties. De kenniscoalitie van bedrijfsleven en onderzoeksinstituten gaat een investeringsagenda opstellen  gericht  op het volgende regeerakkoord.

De Topprojecten in de bouwsector
De Wetenschapsagenda van de bouw heeft dertien thema’s opgeleverd, die op 13 januari zijn gepresenteerd. Daaronder smart cities, smart construction, materials, mobiliteit, energie en klimaatverandering & natuur. ‘Het is nu aan ons om daar projecten aan te koppelen’, zegt Tom van Eck van Bouwend Nederland. ‘We gaan bijvoorbeeld in een clubje praten over waar we aan denken bij smart cities. Daarna komt de verbreding naar welke technieken nodig zijn, welke kennis er is en aan welke innovaties nu wordt gewerkt.