19 FEB, 2015 • Portret
Mai Spijkers (Prometheus): 'Ik ben niet trots op mezelf'
Mai Spijkers is een selfmade man. Opgegroeid in een achterbuurt, nu een van de meest succesvolle uitgevers van Nederland, mede dankzij Fifty Shades of Grey. ‘Ik voelde me vaak heel schraal.’
Een moeilijke man. De receptioniste flapt het eruit voordat ze er erg in heeft. Om vervolgens vol bewondering te vertellen hoe hij de uitgeverij vanaf de eerste steen zelf heeft opgebouwd. Een personeelslid dat zoiets over haar werkgever zegt? Maakt niet uit. Hij kent alle verhalen die over hem rondgaan. Geef een voorzet, en Spijkers kopt hem zo in: schieten met hagel, boos worden op zijn personeel, auteurs proberen weg te kopen bij andere uitgeverijen.
Spijkers ziet er gesoigneerd uit. Draagt mooie, dure kleren. Bretels. Vaak een borsalino op het hoofd. Sport drie keer in de week met een personal trainer. Op de Amsterdamse Herengracht houdt hij kantoor. Een grote, donkere werktafel. Overal boeken, aan de muur portretten van zijn drie kinderen. Hier werkt hij, als hij tenminste niet luncht of dineert met een van zijn auteurs. Dat staat ook voor vanavond op de planning. Voordat hij zijn jongste dochter ophaalt bij zijn ex-vrouw in Baarn om samen het weekend door te brengen, eet hij met Özcan Akyol. Met de jonge schrijver heeft Spijkers een bijzondere vriendschap. ‘Ik kom bijna nooit iemand tegen van wie ik denk: ‘Jij had mijn buurjongen kunnen zijn in de Brabantse achterbuurt waar ik opgroeide.’ Bij Eus,’ zegt hij, de koosnaam van de schrijver, ‘heb ik dat wel. De positie die Turken en Marokkanen nu hebben, dat los willen breken in de maatschappij, dat is voor mij heel herkenbaar. Dat was ook zo voor Brabant in de jaren zestig en zeventig. Wij herkennen dat in elkaar.’
Heeft u ook nog vrienden van vroeger?
‘Ik ben iemand die elke keer nieuwe vrienden maakt. Dat heb ik pas later ontwikkeld, het hebben van vrienden en daar ook de tijd voor nemen naast het werk. De meeste vriendschappen die ik nu heb, ben ik na mijn dertigste aangegaan. Voor veel mensen is dat wellicht raar. Als ik denk dat een band met iemand me niks brengt of niet past bij hoe ik me voel, dan stop ik ermee. Ik ben heel sensitief, kan snel teleurgesteld raken in mensen. Die gevoeligheid is heel intens.’
Spijkers vraagt veel, en vertelt veel. Praat overal over, met veel kleurrijke details. Over zijn jeugd in het Brabantse Goirle, waar hij samen met zeven broertjes en zusjes opgroeit in een typisch katholiek arbeidersgezin in een achterbuurt. Zijn ouders ontmoeten elkaar in de fabriek, zijn oudste zus wordt op haar 15de naaister. Maar zijn oudste broer, bevriend met de zonen van de dorpsarts, gaat naar de hbs. Dankzij zijn moeder. De kinderen moeten het verder schoppen dan zij. Ook Mai, die goed kan leren. Hij gaat naar het gymnasium, zijn tweelingbroer naar het hbs, als eersten van hun basisschool. (‘We waren Kain en Abel. Weet je wie dat zijn?’) Zijn moeder is dan al overleden, aan kanker, waardoor zijn vader achterblijft met acht kinderen.
Tekst gaat verder na de foto
Vond u op de middelbare school aansluiting?
‘Het was eerder een soort mengeling van mezelf beter voelen dan de rest en mezelf tegelijkertijd minder voelen. Ik was meer streetwise dan zij, zonen van bijvoorbeeld apothekers, maar ik wist niks van klassieke muziek en had een plastic, goedkope boekentas. Ik voelde me vaak heel schraal. ‘s Avonds hing ik op straat met buurtjongens, tot onvrede van mijn vader.’
Was hij niet allang blij dat zijn kinderen het beter deden dan hij?
‘Hij legde vooral een enorme druk op goed presteren. Ik was bevoorrecht om naar school te mogen, zei hij dan. Toen ik na drie jaar een 5 voor meetkunde haalde, was het huis te klein.’
Op zijn 15de gaat Spijkers met twee schoolvrienden mee naar huis, om daar vervolgens niet meer weg te gaan. ‘Ik ging veel met mijn pleegvader naar de schouwburg, hij schreef kritieken voor de lokale krant. Zijn eigen kinderen waren een beetje blasé, maar ik nam alles in me op. Las Reve, Hermans, Herzog, Roth. On the road van Kerouac. In dat huis had ik de beschikking over een enorme boekenkast. Vrijheid, blijheid heerste er. Ik bleef toen ook zitten, mijn rapport was net een voetbaltoto.’ Bij zijn eigen vader thuis hing er juist een enorme doemsfeer, zegt Spijkers.
‘Studeren vond ik klaplopen’
Pas later realiseerde hij zich dat zijn vader heel ongelukkig was. ‘Toen mijn moeder doodging, bleef hij met acht kinderen over. Hij werkte alleen maar, terwijl het gezin uit elkaar viel. Wij waren ons aan het onttrekken.’
Zelf trouwt hij als hij achter in de 30 is. Met zijn inmiddels ex-vrouw krijgt hij drie kinderen. In tegenstelling tot zijn ouders kan hij zijn kinderen alles geven. ‘Ik had de ambitie om iets voor elkaar te krijgen, dat klassieke voorbeeld van iemand die uit een milieu weg wil komen. Dat had met armoede te maken, met schraalheid. Maar mijn kinderen hebben die drive niet nodig. Daar maak ik me weleens zorgen over, ja.’
Trots
Spijkers staat op en loopt naar zijn boekenkast. Hij legt een boekje op het bureau, met op de achterkant de trouwfoto van zijn ouders. ‘Op een zondag ben ik naar hem toe gegaan, ik was al dik in de 30, en toen heb ik alles opgeschreven. Zijn verhaal. Ik was en ben trots op mijn vader. Als hij in deze tijd was geboren, had hij zijn kans gegrepen. Dat Brabant in die tijd was een soort kooi waar hij niet uit kon ontsnappen.’ Spijkers ontsnapt wel. Op zijn 18de gaat hij geschiedenis studeren in Amsterdam. Hij werkt veel naast zijn studie en wordt na correctiewerk aangenomen bij Bert Bakker, als redactieassistent. Daarnaast maakt hij zijn doctoraal af. ‘Eigenlijk wilde ik diplomaat worden.’ Hij laat een stilte vallen. ‘Daar moet iedereen nu om lachen, ja. Maar goed, in razend tempo werd ik redacteur, driekwart jaar later hoofdredacteur en daarna uitgever.’
Bent u weleens trots op uzelf?
‘Nee, eigenlijk niet. Studeren vond ik klaplopen. Die clichébeelden over student zijn, daar wilde ik niet bij horen. Trots heb ik mezelf nooit gevoeld. Ik dacht altijd: ‘Stel je voor dat je het niet doet.’ En ik dacht ook vaak: Als iemand anders het kan, kan ik het ook.’ ‘Bij Bert Bakker vonden ze me in het begin heel raar. Ik was verlegen, mompelde, liep in zelfgebreide truien van mijn vriendin. Maar ik had wel de drang om te bewijzen dat ze zich niet vergist hadden en had daardoor een soort fanatisme. Ik deed niks anders dan werken.’
Onder de vleugels van Bert Bakker en toenmalig hoofredacteur Harko Keijzer werkt Spijkers hard. Literaire beurzen worden bezocht, kroegen afgelopen. Altijd op zoek naar iets nieuws. ‘Ik had een enorme honger om alles op te slurpen en me te laten zien. Te bewijzen dat ze met mij de juiste keus hadden gemaakt. Dat betekende ook dat ik op iedereen afstapte, terwijl er in de uitgeverswereld een bepaalde gentlemen’s agreement gold. Dat leverde me wel een reputatie op, ja.’ Al snel gaan er verhalen over de jonge Spijkers rond. Bijvoorbeeld hoe hij in de kroeg Joost Zwagerman, net gedebuteerd bij de Arbeiderspers, een voorschot van 20.000 gulden aanbiedt om over te stappen naar zijn uitgeverij. Hij krijgt bijna de slappe lach als hij terugdenkt aan het voorval. ‘Ontzettend veel geld. Zwagerman stapte natuurlijk niet over, maar ging hetzelfde bedrag vragen aan zijn eigen uitgeverij. Zaten die er mooi mee.’
‘Een redacteur had het gelezen, kreeg er rode wangen van, en toen?’
Ondernemer
Andere uitgevers zijn jaloers op zijn succes met de Vijftig tinten-trilogie. De pornomiljoenen van Mai Spijkers, schreef zakenblad Quote. Jeroen Pauw en Paul Witteman deden op tv een poging de uitgever te laten uitleggen hoe hij kon doorzien dat de boeken zo’n enorm succes zouden worden. Ja, een redacteur had het gelezen, kreeg er rode wangen van, en toen? En toen werd het boek gekocht, meer niet. Een mythe die niet bestaat, zegt Spijkers er nu over. ‘Vergelijk het maar met de Eerste Wereldoorlog. Zo’n enorm conflict dat de wereld heeft veranderd. Dan moet de oorzaak ook belangrijk zijn geweest. Maar die oorzaak was een rare toevalligheid, waardoor alles totaal uit de hand liep.’ Hij voegt er droogjes aan toe: ‘Dat is voor veel mensen niet te bevatten.’
Een liefhebber die ondernemer is geworden, zo noemt hij zichzelf. In 1989 wordt Prometheus opgericht, in 2007 koopt hij zichzelf vrij van PCM. Het gaat ‘florissant’, zegt Spijkers. ‘Mijn succes heeft ook te maken met dat ik me enorm heb vastgebeten. Voor een schrijver is het schrijven, het scheppen, heel intensief. Dat is zijn hele wezen. En ik kan de worsteling invoelen die het maken van een goed boek vergt. Daar moet je als uitgever mee om kunnen gaan. Maar tegelijk moet je ook ergens empathie missen om zakelijk te zijn.’
Zeker is dat Spijkers niks half doet. En dat verlangt hij ook van de mensen om hem heen. ‘Ik heb nu een stabiele club om me heen, maar ook jaren gehad met meer dan zeventig mutaties. Dat is niet goed, nee. Dat deed mij ook pijn, dat was heel intens.’ Hij citeert dichter Hendrik Marsman. ‘Wie schrijft, schrijv’ in den geest van deze zee / of schrijve niet. Je kunt uitgeven niet half doen.’
Drie stellingen voor Mai SpijkersAlleen bestsellers doen ertoe
‘Onzin. De verliezer van vandaag is de winnaar van morgen. Elk product maakt een cyclus door, waarvan je bij de eerste druk maar moet afwachten wat er gaat gebeuren.’
De PvdA heeft haar langste tijd gehad
‘Ik vrees van wel. Dat is niet erg, er komt wel iets voor in de plaats. De PvdA is een partij die niet meer aansluit bij hoe de samenleving tegenwoordig in elkaar zit.’
Zonder wrijving geen glans
‘Ja, absoluut. Dat geldt zeker voor mij. Poetsen kun je niet beperkt houden tot een uurtje per dag. Dat zit in je en daar kom je nooit meer vanaf.’
Wie is Mai Spijkers1955 Geboren in Goirle
1974 Geschiedenis, Universiteit van Amsterdam
1978 redactieassistent, Bert Bakker
1979 Redacteur en later hoofdredacteur, Bert Bakker
1989 Richt Prometheus op
1993 Directeur Prometheus/Bert Bakker
2007 Koopt Prometheus/Bert Bakker van PCM
Handig: de wekelijkse Forum-alert
Meld je aan voor de nieuwsbrief en ontvang de gratis updates.