Was het referendum echt de stem des volks?

13-04-2016

Het volk heeft gesproken, juichten de tegenstanders van het associatieverdrag met Oekraïne na hun referendumwinst op 6 april. Maar was dat echt wat Nederlanders deden? Als ruim tweederde van de bevolking geen zin heeft in een volksraadpleging – die speciaal uit naam van die bevolking is aangevraagd – moet je je afvragen of de systematiek deugt.
Nederland, dat welvarend is geworden dankzij een open en internationale houding, maakt nu een naar binnen gekeerde beweging die risico’s met zich meebrengt. Niet alleen wordt het verdrag van de EU met Oekraïne een nodeloos gecompliceerde zaak. Nederland verliest op deze manier ook zijn rol als invloedrijk intermediair in de EU. Het zou onfair zijn om na een ongewenste uitslag meteen te roepen dat het referendum niet deugt. Maar een goede evaluatie van het proces is zeker nodig anders blijft het een terugkerend dilemma dat de bestuurbaarheid van Nederland raakt.
Is het quorum van 300.000 ‘kruisjes’ voor een referendumaanvraag bijvoorbeeld nog wel zinnig als die via internet vrijwel gedachteloos gezet kunnen worden? Wat te doen als referendumaanvragers er blijk van geven dat ze een verborgen agenda hebben (in dit geval: de EU frustreren)? En is de drempel van 30 procent van de kiesgerechtigden niet te laag voor het accepteren van een geldige uitslag, als je ziet dat kiezers strategisch thuis blijven in de hoop dat die drempel niet gehaald wordt?
De stand van zaken zoals die nu is, zegt dat 17 procent van de Nederlanders het kabinet de raad geeft tegen het associatieverdrag met Oekraïne te stemmen. Daartegenover staat ongeveer 14 procent dat aanraadt voor te stemmen. En dan is er bijna 70 procent dat zegt: doe wat je het beste lijkt. Dat is dus wat het kabinet moet doen.