24 SEP, 2014 • Actueel

Wanneer wordt Nederland eens kampioen?

Opnieuw staat Nederland op plaats 8 in de ranglijst van meest concurrerende economieën ter wereld. Het klinkt misschien niet slecht, maar stilstand is achteruitgang. Hoe eindigen we volgend jaar weer in de top-5?

Vorig jaar, toen Nederland van de 5de naar de 8ste plaats zakte, was Henk Volberda een stuk pessimistischer dan nu. Die terugval was de schuld van het kabinetsbeleid, liet de Rotterdamse hoogleraar strategisch management optekenen in verschillende kranten. Het Topsectorenbeleid werd niet goed genoeg uitgevoerd, de overheid investeerde niet genoeg in innovatie en onderwijs en de aanhoudende bezuinigen hielpen al helemaal niet mee. Een beetje pijnlijk voor premier Rutte, die een paar dagen voor het uitkomen van de lijst tijdens de H.J. Schoo-lezing nog uitriep hoe trots hij is op ons plekje in de top-5 van meest concurrerende economieën.

Een jaar later is het optimisme teruggekeerd. Maar waar komt dat eigenlijk vandaan? Nederland is tenslotte voor het tweede jaar op rij geëindigd op de 8ste plaats. Dat komt, zegt Volberda, doordat we op een aantal belangrijke punten toch gestegen zijn. ‘Samenwerkingen van kennisinstellingen en het bedrijfsleven beginnen hun vruchten af werpen’, zegt Volberda. ‘De High Tech Campus in Eindhoven en Chemelot in Geleen zijn voorbeelden van succesvolle projecten waarbij kennisinstellingen, bedrijven en overheid de handen in een slaan. Natuurlijk kunnen we een voorbeeld nemen aan andere landen als het gaat om de bedragen die worden geïnvesteerd, maar het is een goed begin.’ Ook het Topsectorenbeleid begint te werken, zegt hij. ‘We merken ook dat de beschikbaarheid van kenniswerkers toeneemt doordat meer studenten kiezen voor een technische studie. Als ik ondernemers spreek, laten ze weten dat ze makkelijker aan technici en ingenieurs komen dan in voorgaande jaren.’ Maar, waarschuwt hij, we komen niet zomaar terug in de top-5. ‘Ik kan Nederland eigenlijk drie aanbevelingen geven: geef meer geld uit aan innovatie, versoepel de arbeidsmarkt en zorg dat de financiële markt en kredietverstrekking weer op gang komen. Leer van Finland, Zwitserland en de Verenigde Staten.’

‘Concurrentie is dynamisch’, stelt Volberda. ‘Ook al presteert Nederland beter, andere landen, zijn ook hard bezig met innovatie en fiscale stimulering van r&d.’

  Innovatie op zijn Fins
‘Het begint met innovatie in het onderwijs’

Op het gebied van innovatie zet Nederland langzaam stappen naar de top-5. Van plek 10 naar de 8ste plaats. Rotsvast op de eerste plaats staat al jaren Finland. Nederlander Hans Schaffers, als research director verbonden aan de Aalto University in Helsinki, vergeleek de scores van beide landen eens met elkaar. En wat bleek? Finland, dat vier plaatsen boven Nederland staat op de ranglijst, scoort alleen op innovatie veel beter dan Nederland. ‘Finland investeert veel en veel meer in research and development’, zegt Schaffers. ‘Vooral als het gaat om samenwerking tussen het bedrijfsleven en de universiteit doen de Finnen het uitstekend. Daarnaast zijn veel meer mensen technisch opgeleid. Op die twee punten scoort Finland het beste van de wereld.’ Finland was niet altijd zo vooruitstrevend, zegt Schaffers. Het roer werd begin jaren negentig compleet omgegooid toen het land geteisterd werd door een flinke recessie. Na het uiteenvallen van de Sovjetunie, waar het land sterk van afhankelijk was, zetten de Finnen in op een kenniseconomie. Ze deden flinke investeringen in onderwijs en nieuwe technologie, waaruit bijvoorbeeld Nokia voortkwam. Dat wierp zijn vruchten af. In no time slaagde het land erin om een onderwijssysteem op te bouwen dat met enige jaloezie gevolgd wordt in het buitenland. Naar school gaan is gratis, net als studeren aan de universiteit. ‘Jongens en meisjes in Finland worden met succes enthousiast gemaakt voor bètavakken’, zegt Schaffers. ‘Gelukkig gaat het in Nederland nu ook die kant op, maar Finland is wat dat betreft wel een enorme voorloper. Ook veel vrouwen werken in technische beroepen.’ De universiteit waar Schaffers werkt, is een product van het samenvoegen van drie aparte universiteiten gericht op economie, technologie, kunst en design. De Finse overheid nam het initiatief hiervoor. Nu staat de universiteit model voor dé innovation university. ‘De universiteit krijgt jaarlijks miljoenen van het bedrijfsleven’, zegt Schaffers. ‘Studenten wordt geleerd om multidisciplinair samen te werken. In Nederland is men erg gericht op zaken in stukjes hakken. Innovatie in het onderwijs is niet echt een thema, terwijl het daar juist begint.’ Maar ook in Finland is het de vraag welke plek volgend jaar behaald gaat worden. ‘Door de val van Nokia zijn veel mensen zonder werk komen te zitten, het bedrijf is nog steeds bezig met reorganiseren’, zegt Schaffers. ‘Maar de Finnen zullen wel weer op hun pootjes terecht komen.’

 

  Financieren op z’n Amerikaans
‘Maak het fiscaal aantrekkelijk’

De financiële markten zijn het slechtste punt van de Nederlandse economie volgens het World Economic Forum. Zelfs op het gebied van marktomvang geeft het een betere waardering dan voor iets als financial market development. De situatie in de VS wordt veel beter gewaardeerd. Groot verschil is de bredere basis voor financiering van bedrijven. Behalve banken is er een heel netwerk van alternatieve mogelijkheden met minstens 225 duizend business angels en seed investors (particuliere investeerders), vooral voor start-ups.

Voor Nederlandse business angels is het in vergelijking met de VS helemaal niet aantrekkelijk om grootschalig in bedrijfjes te stappen. Alleen al vanwege de 22 tot 25 procent belasting over zogenoemde inkomsten uit aanmerkelijk belang (geldt vanaf een aandelenbezit van 5 procent). Amerikaanse business angels hebben een bevoorrechte belastingpositie, waardoor particulieren in sommige gevallen zelfs helemaal geen belasting hoeven te betalen. ‘Verder is het in Nederland heel duur om een nieuwe topman aandelen te geven. Die moeten wettelijk worden ingekocht tegen marktwaarde, terwijl je in de VS makkelijker voordelige aandelenconstructies kunt verzinnen’, zegt Eva Hukshorn, informal investor en partner van EFactor, een netwerk dat ondernemers en investeerders bij elkaar brengt. En, zegt Hukshorn, het calvinistische Nederland is als de dood voor cashen. ‘Een exit is hier heel onaantrekkelijk doordat er voor het volle pond belasting over wordt geheven. Maar dat is wat een investeerder doet: hij stopt een aantal jaren geld in een bedrijf om dat in veelvoud terug te krijgen. Daarmee investeert hij weer in andere bedrijfjes. Hier blijft geld van investeerders vast zitten in bedrijven die prima zonder kunnen.’

In Nederland bemoeien de verkeerde mensen zich met start-ups, vindt Hukshorn. ‘Waarom zitten banken en verzekeraars überhaupt in zaken als crowdfunding en financiering van start-ups?’, vraagt ze zich af. ‘Willen ze kunnen zeggen dat ze hebben geïnvesteerd in de nieuwe Facebook? Iedereen wil meepraten op de golfbaan, maar dit is een high risk high return business. Je investeert in tien bedrijven en daarvan slagen er twee. Banken en verzekeraars accepteren uiteindelijk bijna niemand. Start-ups hebben geen onderpand, geen winst en alle cashflow wordt gebruikt om die paar man te betalen die voor het bedrijfje werkt. Dat vindt een bank geen kredietwaardige ondernemer. ‘Het resultaat, schetst Hukshorn, is een heleboel frustratie. Banken en overheden zouden zich vooral moeten bemoeien met het verlenen van randvoorwaarden en activiteiten die ze goed kennen. Zo worden veel kleine bedrijfjes gefinancierd met persoonlijke leningen. Doe daar iets mee in de voorwaarden, meent Hukshorn.

 

  Werken op zijn Zwitsers
‘Flexibiliteit is hun grootste troef’

Wie gelijk wil beginnen met een vast contract, moet een baan zoeken in Zwitserland. Het concept tijdelijk contract, waarbij werknemers veel minder rechten hebben dan met een vaste aanstelling, bestaat daar niet, vertelt Bart Twaalfhoven, ambassadeur ter plekke. ‘Toch is het relatief simpel op korte termijn een werknemer weer op straat te zetten. Dat klinkt vreselijk, maar omdat de werkloosheid zo laag is, gaat niemand bij de pakken neerzitten en wisselen veel mensen snel van baan. Als een bedrijf 30 kilometer verderop verhuist en een werknemer heeft geen zin om mee te gaan, dan stapt hij of zij op. Onze reactie is dan: ‘Hoe kunnen ze dat doen?’ Maar Zwitsers zijn nu eenmaal vol vertrouwen. Die flexibilisering, dat is een groot goed, hun grootste troef.’ In de pijler arbeidsmarkt staat het land dan ook op 1. Nederland volgt op plaats 21, vooral doordat Nederlandse werkgevers lastig salarissen naar beneden kunnen bijstellen in tijden dat het minder gaat, stelt het World Economic Forum. Daarnaast is het in Nederland te moeilijk om iemand in vaste dienst te ontslaan. Of Nederland daarom een voorbeeld aan de Zwitsers arbeidsmarkt moet nemen? Twaalfhoven gelooft van wel. ‘Ik geloof wel in de relatie tussen een flexibele arbeidsmarkt en economische groei. In rapporten van gezaghebbende instanties over Nederland wordt dat advies ook telkens gegeven.’ Ook de jeugdwerkloosheid ligt in Zwitserland lager dan in Nederland. ‘Het Zwitserse onderwijssysteem is erg goed en gericht op dualiteit. Met name op het mbo is het eerder regel dan uitzondering dat een leerling vanaf zijn 16de in een bedrijf gaat werken en tegelijk onderwijs volgt op school, om zo helemaal ingewerkt te worden in de finesses van een bedrijf. Zo’n leerling kan vervolgens heel gemakkelijk daar blijven of overstappen.’ Promovendi worden weer gestimuleerd om een tijdje in het buitenland te gaan werken, om die kennis weer toe te passen in eigen land. En ook in de wetenschap is flexibiliteit een troef. ‘Zwitserland heeft instituten waar sommige wetenschappers geen vaste taken hebben, maar zo slim zijn dat men ervan uit gaat dat ze vroeg of laat wel een lucide uitvinding doen. Dat schijnt zich on the long run uit te betalen. In Nederland vinden we zoiets al snel niet efficiënt, maar het werkt innovatie buitengewoon goed in de hand.’ Wel is de vraag of Zwitserland volgend jaar nog zo goed gaat scoren in de ranking. Een gebrek aan kenniswerkers ligt op de loer. ‘Het land heeft recent strengere wetten aangenomen waardoor het mogelijk moeilijker wordt voor werknemers om in Zwitserland te komen werken’, zegt Twaalfhoven. ‘Een vierde van de werknemers is buitenlander, het grootste deel is hoog opgeleid en komt uit Europa. Je kunt een hoop bedrijfstakken sluiten als die niet meer komen.’

 

Lijstjes alleen voor Fetisjisten

De jaarlijks terugkerende Global Competitiveness Index is werkelijk een feest voor lijstjesfetisjisten. In die lijst worden de economieën van 144 landen met elkaar vergelijken op twaalf pijlers, die ook weer onderverdeeld zijn in subcategorieën. Elk land staat wel ergens op nummer 1. Nederland scoort bijvoorbeeld de 1ste plaats als het gaat om haveninfrastructuur en het (lage) percentage van de bevolking dat aids heeft. Al zegt een plek buiten de top-10 niet altijd veel. Soms is een 88ste plaats helemaal niet slecht als de 87 landen ervoor maar miniem van elkaar verschillen. De grootte van Nederland is soms wel een nadeel door de gebruikte methodologie. Zo scoren de Verenigde Staten ongenadig hoog als het gaat om grootte van de afzetmarkt, iets waar Nederland nooit aan kan tippen. Een land als Nigeria scoort weer erg goed in de pijler flexibele arbeidsmarkt, maar slecht op corruptie. ‘Je kunt makkelijk hoog scoren op innovatie als je veel fiscale stimulering geeft aan bedrijven, maar als dat gepaard gaat met hoge belastingtarieven, gaat dat ten koste van een andere pijler’, zegt Volberda. Het, is kortom, een spel van de juiste balans. Maakt dat de lijst onbruikbaar? Nee, zegt Volberda, je moet alleen alles in het juiste perspectief zien. ‘De ranking wordt nauwlettend gevolgd door het ministerie van Economische Zaken. Ook investeerders kijken ernaar om te zien hoe aantrekkelijk een land is.’

Handig: de wekelijkse Forum-alert

Meld je aan voor de nieuwsbrief en ontvang de gratis updates.

arbeidsmarktarbeidsmobiliteitbedrijfskredietenconcurrentiepositiefinanciële marktenfinancieringindustriebeleidinnovatieinnovatieklimaattopsectoren