Voedselproducenten: 'We hebben niets te verbergen'

26-03-2015

Beestjes in mijn burger? Dat blieft de burger niet. Of geurtjes van de fabriek die zorgt dat de chips ’s avonds op de bank zo lekker smaken. Voedselproductie moet romantisch zijn, vindt de consument. Nekt gebrek aan gezond verstand de levensmiddelenindustrie nog?

Levensmiddelenindustrie kan nóg harder groeien
Ondanks de crisis groeit de Nederlandse levensmiddelenindustrie onafgebroken. In de grootste industriële sector van Nederland wordt het geld verdiend in ongeveer vijfduizend bedrijven, verdeeld over veertig branches: van aardappelverwerking tot bierbrouwers en van zoetwarenfabrikanten tot zuivelindustrie. Alleen al in de sector zelf verdienden in 2013 133 duizend mensen hun dagelijks brood. Bij de toeleveranciers werkt een veelvoud daarvan. Maar jammer genoeg lukt het de bedrijven niet altijd even gemakkelijk om de mensen te vinden én vast te houden, zegt FNLI-directeur Philip den Ouden. Het zou alleen al daarom helpen als de Nederlandse voedingsmiddelenindustrie zich (nog) meer zou openstellen voor de samenleving. ‘Momenteel wordt het beeld van het werk in de sector nog te veel bepaald door reclames waar je Italiaanse mamma’s in ketels pastasaus ziet roeren.’ De levensmiddelenindustrie werkt er inmiddels hard aan. Ook door regionale samenwerking tussen onderwijs, bedrijfsleven en opleidingsinstituten te versterken. Daarnaast moet het sectorplan dat vorig jaar werd gepresenteerd, een deel van de oplossing opleveren. Dat plan voorziet in bijna tweeduizend extra leerwerkplekken en steun voor extra scholing van ruim zeventienduizend medewerkers. Al die acties zijn volgens Den Ouden hard nodig. ‘De bedrijven in de levensmiddelenindustrie hebben per jaar zo’n tweeduizend mensen nodig op mbo-niveau, terwijl er jaarlijks drie- tot vierhonderd op de markt komen. En ook op hbo- en wo-niveau ontstaan tekorten. Die ontwikkeling stelt de industrie voor serieuze problemen.’ 

Jan Ruig / Ruig / Oostzaan
Wetgeving over insecten nu snel regeleBitterballetjes met insecten als belangrijkste ingrediënt? Jan Ruig, directeur/eigenaar van wild- en gevogeltespecialist Ruig uit Oostzaan, zou er graag mee aan de slag gaan. Maar bij gebrek aan Europese wetgeving kan dat niet. Nog niet in elk geval. De consument moet ook nog wel even aan het idee wennen. Al zijn kenners het erover eens dat de beestjes heerlijk smaken, heel gezond zijn, niet vet en ook nog eens erg ‘groen’. Ruig: ‘Het is toch een beetje wat de boer niet kent dat eet ie niet.’

Zonde, want de wereldwijde vraag naar eiwitrijk voedsel neemt snel toe. Natuurlijk kunnen we de veestapel daarvoor fors uitbreiden. Maar met insecten haal je hetzelfde resultaat veel gemakkelijker. Maar zonder Europese wetgeving, zit een snelle ontwikkeling er nog niet in, stelt Ruig. ‘Insecten verwerken in voedsel mag nu alleen maar na uitgebreide veiligheidsonderzoeken. En dat kost al gauw twee jaar. Als je de pech hebt dat een andere lidstaat nader onderzoek eist voordat een insect in bijvoorbeeld snacks mag worden verwerkt, kan daar gemakkelijk nog een paar jaar bij komen. Je bent dan zomaar vijf jaar verder. Een standaardaanvraag kost al 25.000 euro. Maar als er meer onderzoek nodig is, kunnen de kosten oplopen tot wel 250.000 euro. En dat kunnen de vaak toch wat kleinere bedrijven uit de sector niet opbrengen.’

In afwachting van EU-wetgeving heeft de Nederlandse overheid bedrijven uit eigen land de kans gegeven om producten te ontwikkelen met insecten als ingrediënten. Daardoor kunnen Ruig en zijn collega’s nu op kleine schaal aan de gang. Maar hij zou liever zien dat zij écht de ruimte krijgen. Nederland heeft volgens hem alles mee om een gidsland te worden op het gebied van eetbare insecten. ‘We hebben alles geborgd, er is een gestructureerd overleg tussen bedrijven en overheid en er zijn strikte controles. En met Wageningen Universiteit en de Hogere Agrarische School hebben we prima kenniscentra binnen onze landsgrenzen. Elders binnen Europa, maar ook daarbuiten kunnen ze van zo’n uitgangspositie alleen maar dromen.’

Ad van Vugt / Exter / Zaandam 
Deze sectior is wél een van de grootste werkverschaffers ‘
Als het aan de gemeente Zaanstad ligt is het hier in 2030 helemaal afgelopen met de geuroverlast. Dat klinkt misschien leuk, maar het gaat wel voorbij aan de realiteit. De technologie die daarvoor nodig is, bestaat eenvoudig niet’, zegt Ad van Vugt, directeur van smaakstoffenproducent Exter.

De lucht van cacao en Verkade-koekjes. Veel bewoners van de Zaanstreek zijn er groot mee geworden. Het hoorde gewoon bij de omgeving en weinigen maakten zich er druk om. Vaak ook omdat zij in de industrie hun boterham verdienden. Maar inmiddels klagen bewoners veel sneller over ‘overlast’, merkt Van Vugt. Zijn bedrijf produceert natuurlijke smaakstoffen voor de levensmiddelenindustrie. De afgelopen jaren heeft hij veel geïnvesteerd om te voldoen aan de vergaande gemeentelijke geureisen, terwijl de eisen in buurgemeenten een stuk soepeler zijn. ‘Gemeenten moeten steeds meer zelf regelen. En dat vergroot de kans op willekeur.’ Voor een mkb-bedrijf is verhuizen uit kostenoogpunt vaak geen optie, maar grotere bedrijven doen dat wel. Met grote gevolgen voor de lokale werkgelegenheid. Op zo’n moment schaden de regels die bedoeld zijn om de burgers te beschermen de belangen van diezelfde burgers. ‘Soms vergeten ze dat de levensmiddelenindustrie wél een van de grootste werkverschaffers is.’ 

Ook op provinciaal, nationaal en internationaal niveau is de concurrentiepositie in het geding, benadrukt Van Vugt. ‘Wij doen wereldwijd zaken. Dan is het wel zo prettig als je niet meer hoeft te investeren in milieumaatregelen dan bedrijven aan de andere zijde van de grens.’ Bedrijven als Exter hebben daarnaast nog te maken met beleid op diverse andere terreinen. Vooral de stapeling van regels en belastingen drijft hem af en toe tot wanhoop. Van Vugt baalt weleens dat hij en zijn mkb-collega’s niet de macht hebben om een vuist te maken tegen de overheid. ‘Grotere bedrijven hebben vaak meer mogelijkheden. Zij kunnen bijvoorbeeld convenanten sluiten, waardoor voor hen afwijkende regels gelden.’ 

Bert Urlings / VION Food / Boxtel
Consument wil gewoon een goed stuk vlees
Slavinken uit de super zijn vaak moddervet, te zout en soms zelfs bedorven, stelde de Consumentenbond op basis van eigen onderzoek dat eind februari werd gepresenteerd. Vion mag er dan niets mee te maken hebben, Bert Urlings, directeur kwaliteit bij de vleesverwerker, wordt niet vrolijk van dit soort berichten. ‘Consumenten zitten niet te wachten op verontrustende berichten over gesjoemel. Ze willen gewoon graag een goed stuk vlees.’

Met een jaarlijkse slacht van miljoenen runderen en varkens is Vion Food een grote speler in de internationale vleesindustrie. Urlings: ‘De afgelopen jaren hebben we hard gewerkt aan producten van onbesproken niveau. Bijvoorbeeld door de opzet van kwaliteitssystemen die veel verder gaan dan de wetgever voorschrijft. Maar bedrijven die serieus omgaan met hun business worden toch nog vaak afgerekend op incidenten veroorzaakt door schimmige ‘collega’s’ uit dezelfde sector. Het is dus van groot belang dat we duidelijk maken wat we doen en laten zien hoe voedsel wordt geproduceerd.’ Dat is ook precies één van de zeventien aanbevelingen die de Task Force Voedselvertrouwen – opgericht om het vertrouwen in de sector te herstellen – deed in haar eindrapport.

Inmiddels heeft Vion serieuze stappen gezet bijvoorbeeld door zich opener op te stellen. Het bedrijf publiceerde al langer de certificaten van zijn externe audit-organisatie. Maar sinds een half jaar gaan de auditrapporten en de resultaten van metingen van de voedsel- en warenautoriteit NVWA ook online. Toegankelijk voor ieder. ‘Daarmee willen we nogmaals benadrukken dat we niets te verbergen hebben.’ Waar wordt gewerkt, worden fouten gemaakt. Ook in de vleesindustrie. Volgens Urlings is het zaak open en transparant te zijn over wat je in zo’n geval doet om de consument te beschermen.

Dat EZ-minister Kamp in een brief aan de Kamer vraagtekens plaatst bij de manier waarop voedselveiligheid nu wordt gewaarborgd, is volgens Urlings onterecht. ‘Overheidstoezicht en private certificering dienen hetzelfde doel: het op de markt brengen van een zo veilig mogelijk product. Laten we er dan ook vooral voor zorgen dat beide zo goed mogelijk op elkaar aansluiten. In het belang van de consument.’