Redt de industrie het nog in Nederland?

08-11-2022

De Nederlandse industrie zucht onder de hoge energie- en grondstofprijzen. Jammer dan als bedrijven het niet redden, hoor je soms. Of moet de overheid meer doen om de industrie in Nederland te houden? ‘We zouden trots op die bedrijven moeten zijn.’

 

Een aantal grote energie-intensieve bedrijven heeft de productie tijdelijk – deels of geheel – stilgelegd. Bedrijven zouden zomaar kunnen besluiten om uit Nederland te vertrekken en de blik op de Verenigde Staten of China richten, waar energie veel goedkoper is. Het lijkt er soms op dat politiek Den Haag daar geen moeite mee zou hebben. Zo van: we hebben het bedrijfsleven tijdens corona al genoeg geholpen. En als bedrijven vertrekken die veel energie gebruiken en ook veel CO uitstoten, is dat eigenlijk niet zo erg. Goed voor het klimaat! 

Het belang van Chemelot Chemelot is een groot chemisch complex bij Geleen. Er zijn zestig fabrieken en honderdvijftig andere bedrijven gevestigd, waar in totaal meer dan achtduizend mensen werken, van meer dan honderd nationaliteiten. OCI en het Saoedi-Arabische Sabic zijn de grootste gebruikers van het complex. Veel andere bedrijven zijn als toeleverancier aan het complex verbonden, van banketbakker tot schoonmaakbedrijf. 
Chemelot staat bekend om de samenwerking tussen (proef)fabrieken en research & development. Op de Brightlands Chemelot Campus doen wetenschappers van verschillende universiteiten in samenwerking met bedrijven onderzoek naar plastic recycling, biomaterialen en elektrificatie. Die moeten leiden tot nieuwe processen en producten.

CDA-Kamerlid Mustafa Amhaouch denkt nadrukkelijk níet zo. ‘De Nederlandse maakindustrie is juist toe aan herwaardering’, zegt hij. ‘Zij levert een grote bijdrage aan onze verzorgingsstaat, aan het feit dat we onderwijs, zorg en veiligheid kunnen betalen. Bovendien is onze strategische autonomie belangrijker geworden sinds corona en de oorlog in Oekraïne.’

Neem bijvoorbeeld de productie van mondkapjes. Die werden in coronatijd niet meer in Nederland gemaakt en dat werd een probleem toen de vraag mondiaal toenam. De meeste mondkapjes kwamen bovendien uit China, de brandhaard van corona. Uiteindelijk heeft DSM samen met VDL een productielijn voor mondkapjes opgezet. Dat geeft het belang aan van het (weer) zelf kunnen produceren van strategische producten, én van DSM als belangrijke industriële speler. Dat mag dus niet verdwijnen.

 

'De Nederlandse maakindustrie is toe aan herwaardering'

 

Vreemde mogendheid

Amhaouch, die in het verleden bij chipsfabrikant ASML werkte, merkt dat niet al zijn collega’s daar zo over denken. ‘Het bedrijfsleven wordt wel als een vreemde mogendheid gezien. Terwijl: het bedrijfsleven zijn wij zelf. Het biedt werk aan miljoenen mensen. Veel Kamerleden hebben nog wel ‘iets’ met het midden- en kleinbedrijf, maar vergeten dat het mkb vaak nauw samenwerkt met grote bedrijven.’

Die groten worden eerder in een kwaad daglicht gesteld. Bijvoorbeeld multinationals als Shell, Unilever en DSM, die kritiek kregen omdat zij hun hoofdzetel naar het buitenland verplaatsten. Amhaouch: ‘We zouden trots op die bedrijven moeten zijn. Ze worden in het buitenland wél erkend.’ 

De industrie in cijfers 60 procent: aandeel in private investeringen in nieuwe technologie 
70 procent: aandeel in de productiviteitsgroei 
40 procent: van de industrie betreft metaalbedrijven (chemie en voeding elk 20 procent) 
34 procent: aandeel industrie in het inkomen verdiend in het bedrijfsleven 
20 procent: aandeel in totale werkgelegenheid

In de bres 

Ook andere Kamerleden springen in de bres voor de Nederlandse industrie. In NRC schreven onafhankelijk Kamerlid Pieter Omtzigt en Volt-leider Laurens Dassen dat de energiecrisis kan leiden tot de ‘de-industrialisatie’ van Europa. Zij verweten het kabinet een ‘lakse houding’ en riepen op sectoren aan te wijzen die van belang zijn voor de voedsel- en energiezekerheid en voor de strategische autonomie van Nederland. ‘Als we de markt haar gang laten gaan, is de kans te groot dat we vitale en essentiële bedrijven kwijtraken aan de VS en China.’

Minister van Economische Zaken Micky Adriaansens hoeven zij niet te overtuigen. ‘Het belang van de industrie is groter dan ooit’, schreef zij in een brief aan de Tweede Kamer. Te vaak lijkt het of de industrie onderdeel is van problemen, aldus de minister. Zij noemt de discussies over CO-uitstoot, de leefomgeving of fiscale voordelen voor het bedrijfsleven. ‘Nederland moet voorop blijven lopen in de wereld, en dat kan mede dankzij de industrie.’ Alleen gaat Adriaansens niet over financiële steun voor de industrie; daar gaat de minister van Financiën over.

 

Productie teruggeschroefd

Ondertussen schroeven bedrijven de productie terug om de energiekosten te beperken. Op industrieel complex Chemelot in Limburg ligt een deel van de zestig fabrieken geheel of gedeeltelijk stil. Dit tot grote zorg van Arnold Stokking, directeur van Brightsite, een kenniscentrum op Chemelot dat tot doel heeft om als industrie-site de klimaatdoelen te halen. Want dat moet óók. Sterker nog: de hoge kosten van fossiele energie zetten extra druk op verduurzaming. ‘Het scenario dat zich ontrolt, kon niemand voorzien. Op Chemelot wordt nu vanwege de hoge energieprijzen ammoniak uit Algerije geïmporteerd, terwijl we het daarvoor zelf maakten. Zes maanden geleden zou ik hebben gezegd: ‘dat is verkeerd, want zo exporteren we onze uitstoot en kunnen we zelf mooi weer spelen in Nederland’. Maar goed, het is in elk geval geen Russisch gas.’

De import van ammoniak is niet zonder gevolgen. Zelf ammoniak maken, levert namelijk als bijproduct industriële CO op. Die wordt onder meer gebruikt voor kunststoffen en in de voedselindustrie, bijvoorbeeld in frisdrank en bier, en voor koeling tijdens transport. De klanten daarvan moeten nu dus op zoek naar een alternatief.

 

Energie-import blijft nodig

Stokking denkt dat Nederland wel energie zal moeten blijven importeren, ‘tenzij je de Noordzee vol windmolens en Nederland onder de zonnepanelen zet. Als Tata Steel in IJmuiden overschakelt op waterstof, heb je een fors deel van de Noordzee nodig om de benodigde elektriciteit op te wekken. De huidige energiecrisis dwingt ons tot het versnellen van de opwekking van duurzame energie en de import van waterstof of ammoniak. Maar het is de vraag of dat tijdig lukt.’ Stokkings vrees is dat het allemaal te snel gaat voor bedrijven om bij te kunnen benen, en dat zij uiteindelijk gaan omvallen.

Dat hoeft volgens hem nog niet rampzalig te zijn, mits er voldoende bedrijven met toegevoegde waarde in de productieketen overeind blijven, en ze niet allemaal als dominostenen omvallen. ‘Kijk, zoiets als zelf ammoniak maken, is uiteindelijk minder relevant. Dat kan ook ergens anders, ook al wil je dat liever niet. Maar de activiteiten verderop in het productieproces moet je voor Nederland behouden: daar zijn wij juist goed in.’

 

'Nederland moet voorop blijven lopen in de wereld, dat kan dankzij de industrie'

 

Steun van de overheid

Ook hij vindt dat er soms te makkelijk over de Nederlandse industrie wordt gesproken. Alsof we te veel industrie en chemie hebben, en al die grote bedrijven niet meer nodig zijn. ‘Maar onze welvaart, waar hebben we die aan te danken?’ Dus vindt Stokking dat de overheid de industrie moet steunen om door de huidige crisis heen te komen. Andere landen maken gebruik van de mogelijkheid die de Europese Commissie biedt om bedrijven financieel te steunen; Nederland (nog) niet. 

‘De grote energieslurpers hebben het nu moeilijk,’ zegt Stokking. ‘Kijk wat daar achter zit aan werkgelegenheid, kennis en kunde. De industrie zit niet in een isolement, maar werkt internationaal samen met andere bedrijven, groot en klein, en met kennisinstellingen.’

 

Misschien niet investeren in Nederland

Veel bedrijven op Chemelot zijn onderdeel van een multinational. Volgens Stokking kan het buitenlandse hoofdkantoor op basis van de huidige situatie besluiten om een volgende investering dan maar níet in Nederland te doen. ‘Bied ook multinationals een perspectief. En als activiteiten dan tóch worden teruggeschroefd: dat kan. Als de toegevoegde waarde en de kennisketen rond zo’n bedrijf maar niet verdwijnen. Daar ligt de rode lijn.’ 

Zonder industrie? Een land kan niet leven van landbouw, handel en diensten alleen. Het begint allemaal met het maken van producten en het investeren in nieuwe technologie. Die technologie staat centraal in de geopolitieke wedijver. Nederland en Europa moeten hun positie daarin behouden om te voorkomen dat ze een speelbal worden van landen als China en de VS. Dankzij de R&D-inspanningen kunnen we inzetten op producten en diensten die een hogere toegevoegde waarde hebben. Dat is belangrijk omdat we het op goedkope arbeid afleggen tegen het buitenland. De industrie zorgt met technologie ook voor oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken (klimaat, energie, voeding, gezondheid).

Op de hoogte blijven van onze beste artikelen? Schrijf je dan gratis in voor onze nieuwsbrief.