25 APR, 2007 • Portret
Camille Oostwegel - Gastvrije francofiel
In Limburg is hotelier Camille Oostwegel (57) nog net niet uitgeroepen tot ‘nationale held’. Maar er is veel waardering voor zijn werk gericht op het behoud van cultureel erfgoed. Portret van een 21e eeuwse kasteelheer.
Exact twee jaar geleden opende het Kruisherenhotel zijn deuren. De Limburgse hotelier Camille Oostwegel – zijn visitekaartje vermeldt Propriétaire-Fondateur – is de créateur van deze bijzondere overnachtingsplek in hartje Maastricht. Hij zorgde ervoor dat het vervallen vijftiende-eeuwse complex, bestaande uit een gotische kerk en een klooster, in zijn oude glorie werd hersteld. Binnen de contouren van het eeuwenoude pand realiseerde hij een modern vormgegeven hotel.
Het is alweer het zesde klassieke bouwwerk dat Oostwegel op deze grondige manier aanpakte. Een volgend nieuwbouwplan heeft hij nog niet. “Als je lang intensief en geconcentreerd met iets bezig bent geweest, is het goed om een periode van rust in te lassen”, stelt de 21e eeuwse ‘kasteelheer’. Maar rust is in zijn leven een relatief begrip. Of het nu gaat om zijn dagelijks werk als hotelier of om andere activiteiten, hij houdt graag een vinger aan de pols. Als de kwalificatie control freak valt, moet hij hard lachen.
Troostprijs
Hij leerde het vak bij Novotel. Eind 1972 kon hij bij het Franse hotelconcern aan de slag. “Het was de sturm-und-drang-periode, de tijd dat de keten vijf hotels per maand opende.” Net afgestudeerd aan de hotelschool had hij het gevoel helemaal klaar te zijn voor het management. Maar zijn superieuren dachten daar anders over; ze lieten hem gewoon onderaan beginnen.
Eenmaal hotelmanager toonde hij lef door zijn eigen lijn uit te stippelen. “Ik deed regelmatig dingen die niet binnen het standaardprogramma vielen. Zo had ik een veel uitvoeriger menukaart. Daarnaast verzorgde ik barbecues, wijnproeverijen en gala-avonden met operazangers. En ik liet ook wel eens een andere chefkok opdraven. Op een dag kreeg ik van het hoofdkantoor te horen dat ik niet conform de norm werkte. Maar toen ik ze de omzetcijfers stuurde, werd het stil.”
Na acht jaar Novotel, waarin hij het schopte tot ‘jongste directeur’ van de keten, vond hij het welletjes. “Het waren tropenjaren geweest. Ik had bewezen dat ik een bedrijf kon opzetten. Maar mijn passie zat nog steeds in het gastheerschap. Jaren daarvoor had ik mij al voorgenomen ooit naar Limburg terug te gaan. Ik wilde laten zien dat ik ook echt restaurateur kon zijn. En ik had het idee dat dit het beste kon in een kasteelomgeving.”
Een vriend uit zijn hotelschooltijd attendeerde hem op Chateau Neercanne. Het kasteelrestaurant had veel van zijn oude grandeur verloren. “Ik kwam er al sinds mijn vijfde; het ging mij aan het hart dat de zaken zo slecht liepen.” Toen hij er op een zaterdagavond ging eten, bleek hij de enige gast. Overleg met de eigenaar leverde niets op; zijn vader vond me te jong. Hij vond dat een ouder echtpaar de zaak moest overnemen. (Later lukte het hem alsnog Neercanne te bemachtigen).
Als ‘troostprijs’ kreeg hij kasteel Erenstein in Kerkrade aangeboden. “Ik was nog nooit in Kerkrade geweest. Ik had ook niet het idee dat de voormalige mijnstad de ideale plek was om gastronomie te bedrijven. Uit beleefdheid ben ik toch maar gaan kijken. Nou, ik kwam daar aan, liep over de brug en was meteen verkocht. Ik dacht: hoe is het mogelijk dat dit zo onbekend is? Voordeel van die onbekendheid was dat ik m’n eigen stempel op de zaak kon drukken. Ik ben daar met vier, vijf medewerkers begonnen. En het is vanaf het begin een succes geweest.”
Met de verwerving van Chateau St Gerlach, een van zijn laatste aanwinsten, ging het minder voorspoedig. Dat hij zich zo in dat project heeft vastgebeten, komt omdat hij er een groot deel van zijn jeugd heeft doorgebracht. “Ik heb de baron nog gekend. Koeien leren melken, op het land gewerkt. Ik heb in de kerk communie gedaan, ben er getrouwd, gedoopt. Dus m’n hele geschiedenis ligt daar. En ik heb het later tot een ruïne zien vervallen. Ik vond dat dit niet kon.”
“Het was een belangrijk stuk geschiedenis van het dorp dat teloor dreigde te gaan. Het was dus een soort heilige opdracht om het kasteel te redden. Ik was niet tegen te houden; hoe ingewikkelder het werd, des te meer ik me er in vastbeet. Het verwerven van St Gerlach was vooral zo ingewikkeld door de manier waarop de eigendom was geregeld. Kerkbestuur, bisdom, pachters, projectontwikkelaars, iedereen bemoeide zich ermee. Ik heb van meet af aan gezegd: ik doe het alleen als ik eigenaar word. Maar voordat de kerk iets verkoopt wat ze net als erfenis heeft gekregen…”
Openbaring
Het commerciële zat er al vroeg in. Hij lette goed op hoe het er bij de plaatselijke middenstand aan toeging. In zijn lagereschooltijd runde hij al zijn eigen ‘winkeltje’, op straat, waar hij van alles en nog wat verkocht. En hij had zijn eigen museum. Met in eigen beheer gedroogde vlinders, opgezette vogels, geraamtes van apen. Hij rekende entree, bedacht kortingsregelingen en trok klanten met foldertjes die hij zelf typte en in het dorp verspreidde. Was in het begin een kast nog voldoende om de collectie te herbergen, op het hoogtepunt besloeg het museum een hele kamer.
Zijn voorliefde voor de natuur – van huis uit meegekregen – zorgde ervoor dat hij zijn toekomst lang in die richting zocht. Boer wilde hij worden, jachtopziener, boswachter of bioloog. En even dacht hij er over om dierenarts te worden. Maar het vooruitzicht dat hij bij nacht en ontij koeien moest helpen kalveren weerhield hem daarvan. In tegenstelling tot zijn twee oudere broers was hij op de middelbare school geen echte hoogvlieger. De pijn zat ‘m vooral in de exacte vakken. Uiteindelijk vond hij zijn draai op de HBS-A. Die opleiding, met talen en economische vakken, was voor hem ‘een openbaring’.
Hij wilde na de middelbare school geen lange studie meer doen. Uiteindelijk viel zijn oog op de opleiding aan de hogere hotelschool. Na een zware selectieprocedure, inclusief psychologisch onderzoek (waaruit kwam dat hij alleen geschikt was voor de horeca), kon hij in ‘Maastricht’ aan de bak. Hij rolde al snel in het studentenleven. Uiteindelijk werd hij voorzitter van de afdeling cultuur van de studentenvereniging.
“Ik heb nog dagelijks plezier van wat ik in het studentenbestuur heb geleerd: samen iets bedenken, samen daaraan werken en er vervolgens ook samen van genieten.” Als voorbeeld noemt hij de Bourgondische dag die hij organiseerde. Een dag waarvoor hij mensen als Bertus Aafjes en Godfried Bomans wist te strikken. Het evenement – waaraan studenten, docenten en directie meewerkten – haalde de landelijke pers. “Primair wilde ik de school ermee onder de aandacht brengen. Maar het was voor mij ook een soort examen. Een proeve van wat ik kon. Het is een belangrijke basis geweest voor mijn latere carrière.”
Inspiratie
Hij heeft altijd een sterke voorliefde voor Frankrijk gehad. “Mijn oudoom Jeu was een enorme francofiel, boeide me met prachtige verhalen.” Ook zijn ouders staken hun voorliefde voor Frankrijk niet onder stoelen of banken. Al op jonge leeftijd ging hij met hen naar Parijs. Hij genoot van de taal, van de wijnen, de gastronomie. “Als je het in die tijd over goed eten en drinken had, kwam dat uit Frankrijk. Frans was bij ons thuis niet de voertaal. Maar er werd wel aandacht aan geschonken. Het resultaat was dat ik op de kleuterschool al het Weesgegroet en het Onze Vader in het Frans kon opzeggen.”
Het zal de onvoorwaardelijke liefde voor Frankrijk zijn geweest die hem ertoe bracht om het honorair consulschap te aanvaarden. “Ik was op de Franse ambassade voor een receptie, bij de eerste vrouwelijke ambassadeur. Ik raakte met haar in gesprek en voordat ik het wist had ze me gevraagd.”
Zo nuchter hij over zijn ‘consulschap’ spreekt, zo serieus pakt hij zijn nieuwe taak op. Een taak die veel verder gaat dan het regelen van een nieuw paspoort. Een van zijn recente wapenfeiten is een ‘brief op poten’ aan kabelexploitant Essent. “Ik ben in opstand gekomen tegen het verwijderen van de Franse zenders van de kabel hier. Alleen TV5 rest nog. Het bedrijf zegt dat het de wens van de kijker is. Maar ik heb het gevoel dat commerciële belangen de boventoon voeren. Franse zenders zijn voor deze regio – waar veel Franstalige mensen leven – heel belangrijk.”
Ondanks zijn drukke programma slaagt hij erin tijd te maken voor zijn gezin. “Normaal gesproken stop ik om zes uur met werken. Dan ga ik naar hiernaast (het woonhuis aanpalend aan het kantoor, red.) en dan eten mijn vrouw en ik samen. En met de kinderen, als ze thuis zijn. In het weekend heb ik natuurlijk wel wat verplichtingen. Maar dat zie ik niet als werk, het is meer een manier van leven. Je kunt in dit vak ook niet zeggen: ik werk acht uur per dag en dat is het dan.”
Regelmatig krijgt hij aanbiedingen van mensen die een oud kasteel of iets dergelijks hebben waarmee ze zich geen raad weten. Of hij geen oplossing voorhanden heeft. “Mensen denken dat ik een toverstokje heb waarmee ik dit soort projecten tot een goed einde breng. Maar zo eenvoudig is het niet.” Toch komt hij nog vaak in actie als er iets gesloopt dreigt te worden. Want als iets weg is, is het weg. “Je bent eigenlijk bezig met de geschiedenis én met de toekomst tegelijkertijd. Je geeft zo’n monument een nieuw leven. Dat maakt het zo boeiend.”
Een uitgebreid portret van Camille Oostwegel is opgetekend in ‘Alles moet bevochten worden’. Het boek, geschreven door Rosalie Sprooten en John Hoenen, is op 26 april gepresenteerd (ISBN 978 90 8669 022 0).
Vijf stellingen voor Camille OostwegelJe ne regrette rien.
“Ik ben het helemaal met Edith Piaf eens.”
Ieder kind heeft recht op een papa-dag.
“Wat is een papa-dag? De omgang met je kind moet op een natuurlijke wijze gebeuren én in balans met de moederrol.”
Voor spiritualiteit heb ik geen tijd.
“Het spirituele is juist van groot belang om evenwicht in het leven te vinden.”
Er kan altijd nog een hotel bij.
“Nee, zo werkt het niet. Een nieuw project heeft alleen zin als het iets nieuws toevoegt aan de bestaande formules. Daarnaast moet iedereen het boeiend vinden: mijn vrouw, onze medewerkers, de gasten natuurlijk, ikzelf en last but not least mijn raad van commissarissen.”
Zonder televisie zou de wereld mooier zijn.
“Televisie zou veel meer een venster op de wereld moeten zijn, informatiever en educatiever. Waarom al die pulp? TV5 is een goed voorbeeld. Maar je kunt natuurlijk altijd nog een goed boek lezen.”
Curriculum Vitae1950 Geboren in Houthem-st. Gerlach
1969 Diploma HBS-A
1972 Diploma hogere hotelschool Maastricht
1972 In dienst bij Novotel
1975 Directeur Novotel Luxemburg
1980 Start eigen bedrijf, aankoop kasteel Erenstein
2003 Benoeming tot honorair consul van Frankrijk in Maastricht
2005 Opening Kruisherenhotel
Handig: de wekelijkse Forum-alert
Meld je aan voor de nieuwsbrief en ontvang de gratis updates.