15 JUN, 2022 • 22-121176
Voorbereidend onderzoek initiatiefwet democratisering waterschappen, brief aan de VC voor IWO van de Eerste Kamer
Geachte dames en heren,
Op 21 juni vindt het voorbereidend onderzoek plaats van uw Eerste Kamercommissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) met betrekking tot het initiatiefwetsvoorstel democratisering waterschappen. Dit initiatiefwetsvoorstel is op 31 mei in geamendeerde vorm aangenomen door de Tweede Kamer, met als gevolg dat het bedrijfsleven als enige belanghebbende zijn geborgde zetels in de waterschapsbesturen verliest. VNO-NCW, MKB-Nederland en de NVWB¹ zetten in deze brief voor u uiteen dat dit selectieve schrappen van het bedrijfsleven uit de waterschapsbesturen berust op foutieve argumenten. Wij roepen u als ‘chambre de reflection’ op om de meerwaarde van de bedrijven als geborgde categorie voor de waterschappen te behouden door het besluit terug te draaien. Mocht u voorafgaand een nadere toelichting wensen, neemt u dan gerust contact met ons op.
Wat is de meerwaarde van bedrijven op een geborgde zetel?
Bedrijven zijn gewend om zakelijk te opereren en voor de bewaking van een gezonde financiële huishouding vertrouwt men binnen het waterschap vaak op de kennis en ervaring van de geborgde zetels die het bedrijfsleven bekleedt. Ook als het aankomt op innovatie levert het bedrijfsleven specifieke inbreng. Zo is terugwinning van energie en grondstoffen uit afvalwater met succes bij waterschappen geïntroduceerd en geborgde zetels hebben ervoor gezorgd dat deze ontwikkeling doorgang heeft gevonden. Concreet voorbeeld is ‘Kaumera’, een duurzaam alternatief voor chemische grondstoffen dat gewonnen wordt uit afvalwater en gebruikt kan worden als slimme coating voor zaden en mestkorrels, als lijm- en bindmiddel.
Nog een goed voorbeeld van de meerwaarde die het bedrijfsleven biedt, is ‘Rainlevelr‘ in het gebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. Met dit project van Glastuinbouw Nederland, Gemeente Westland en het Hoogheemraadschap houdt de regio droge voeten omdat tuinders voorafgaand aan zware regenval hun zoetwaterbassins ter beschikking stellen.
Ook in de toekomst zijn er nog grote vraagstukken op te lossen op het gebied van klimaat, energie en circulariteit: bijvoorbeeld op het gebied van zuivering van medicijnresten, microplastics en zeer zorgwekkende stoffen uit het afvalwater. De kennis daarvoor zit bij het bedrijfsleven of wordt ontwikkeld door het bedrijfsleven samen met universiteiten en onderzoeksinstituten. Geborgde zetels garanderen dat die technische en organisatorische kennis snel en efficiënt wordt ontsloten en ingebracht in het waterschapsbestuur. Het zou een gemis zijn als de waterschappen verstoken blijven van de directe inbreng van het bedrijfsleven via de geborgde zetels.
Bedrijven geschrapt om onjuiste redenen
Als reden om de bedrijven hun geborgde zetels te ontnemen, verwijzen de initiatiefnemers in hun gewijzigde amendement naar het rapport Geborgd Gewogen van de Commissie Boelhouwer:
“Volgens de commissie Boelhouwer is er gelet op hun grondpositie en de afhankelijkheid van en bijdrage aan goed waterbeheer goed te onderbouwen waarom er voor agrarische ondernemers en voor natuurterreinen geborgde zetels in stand worden gehouden, hoewel uiteindelijk niet de eerste voorkeur van deze commissie, maar is deze onderbouwing er niet voor de belangencategorie gebouwd (bedrijven). Zij hebben een nauwelijks relevante grondpositie bij waterprojecten en zijn met name vertegenwoordigd vanwege hun relatief hoge bijdrage aan de zuiveringsheffing, die gekoppeld is aan de vervuilingsgraad van het geleverde afvalwater. Deze heffing wordt echter bepaald door wettelijke normen, waar het waterschap geen invloed op heeft. Dit (negatieve) belang is volgens de Commissie Boelhouwer, in tegenstelling tot de belangencategorieën ongebouwd en natuurterreinen, dan ook geen reden meer voor het borgen van zetels in het waterschapsbestuur.”
Bovenstaande redenering bevat twee aperte onjuistheden. Ten eerste is het niet zo dat het bedrijfsleven een “nauwelijks relevante grondpositie bij waterprojecten” heeft. Uit informatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek² blijkt dat 27% van het bebouwde oppervlak in Nederland uit bedrijventerreinen en terreinen voor detailhandel en horeca bestaat (97.773 ha.). We moeten niet doen alsof bedrijventerreinen niet gebaat zijn bij een juist waterpeil en goede afwatering bij regenval. Zo is het bedrijfsleven nauw betrokken bij de groeifondsaanvraag ‘Werklandschappen van de Toekomst’, dat tot doel heeft om Nederlandse bedrijfsterreinen groen, gezond en klimaatbestendig te maken. Het vergroten van de potentie voor wateropvang op bedrijventerreinen, is een belangrijk onderdeel van deze groeifondsaanvraag.
Nemen we de terreinen voor de glastuinbouw erbij (15.511 ha., deze vallen ook onder de categorie ‘bedrijven’ en niet onder agrarisch!), dan bedraagt de grondpositie van het bedrijfsleven zelfs ruim 31% (113.284 ha.). Bij specifieke waterschappen, zoals het Hoogheemraadschap van Delfland (totale oppervlakte 40.000 ha) is er sprake van 4.000 ha tuinbouw, dat is 10% van het oppervlak van het totale gebied. Met de glastuinbouwsector wordt hard gewerkt aan een collectieve zuivering, als voorloper (technieken) voor verwijdering van medicijnresten uit gemeentelijk rioolwater bij de rioolwaterzuiveringsinstallaties. In tegenstelling tot wat de initiatiefnemers van het wetsvoorstel én het rapport Boelhouwer vermelden, heeft het bedrijfsleven dus wel degelijk een relevante grondpositie bij waterprojecten en daarmee is het geamendeerde wetsvoorstel op verkeerde gronden aangenomen in de Tweede Kamer.
Ten tweede stelt het amendement dat het waterschap geen invloed zou hebben op de lasten die bedrijven moeten betalen voor de zuiveringsheffing. Dit is echter wel degelijk het geval en in de praktijk hanteren waterschappen ook verschillende tarieven. Afhankelijk van het waterschap varieert het aandeel van bedrijven in de belastingopbrengsten van 15% tot 25%. Omdat het waterschap wel degelijk invloed heeft op de lasten die bedrijven betalen, zijn zij op basis van een onjuistheid uit de waterschapsbesturen geschrapt – het is dan ook van het grootste belang dat dit wordt teruggedraaid. De waterschappen worden zoals bekend gefinancierd door vier categorieën belastingbetalers: burgers, agrariërs, bedrijven en natuurterrein-eigenaren. Dit gegeven vormt de grondslag voor de aanwezigheid van deze vier categorieën in de waterschapsbesturen. De waterschappen worden immers al vele eeuwen bestuurd op basis van het principe belang, betaling zeggenschap. Door de categorie bedrijven als enige en ongefundeerd het recht op bestuurlijke vertegenwoordiging in de waterschappen te ontnemen, is feitelijk sprake van fiscale discriminatie. Waarom zouden bedrijven als enige belanghebbende partij wél substantieel mee moeten betalen zonder hun zeggenschap te behouden? Dit gegeven zou voor de fracties in de Eerste Kamer onaanvaardbaar moeten zijn.
Het bedrijfsleven speelt via de geborgde zetels een belangrijke en constructieve rol in de waterschappen. Het zou een gemis zijn als die meerwaarde verloren gaat op basis van een aantoonbaar onjuiste inschatting in een rapport. Wij hopen er dan ook op dat de Eerste Kamer dit besluit terug kan draaien, zodat het bedrijfsleven zijn rol als maatschappelijk betrokken bestuurder in de waterschappen kan blijven vervullen via de geborgde zetels.
Met vriendelijke groet,
Dr. Rob J. Mulder
Directeur Beleid
¹ Nederlandse Vereniging van Waterschapsbestuurders Bedrijven
² https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/70262ned/table?dl=2C288