26 JUN, 2025 • 25-123463

Staat van de economie, brief aan de VC voor EZ van de Tweede Kamer

Geachte voorzitter en leden van de vaste Commissie Economische Zaken,

Voor het debat over de Staat van de Economie op 2 juli a.s. willen wij u graag enkele kernpunten meegeven.

Nederland is en blijft een open economie in een snel veranderende wereldorde. De komende tijd zullen de onzekerheden door de internationale handelsoorlog en geopolitieke spanningen onze economie raken. De economie groeit licht, met een BBP-stijging van 0,1% in het eerste kwartaal van 2025. Die groei komt vooral uit de overheidsuitgaven, met name door hogere uitgaven aan zorg en ambtenaren. Tegelijkertijd daalt de consumptie, ondanks stijgende reële lonen. Ook investeringen en export nemen af, wat duidt op zwakke onderliggende economische kracht. Het ondernemersvertrouwen blijft dalen en staat inmiddels stevig in de min. Regeldruk wordt gezien als grootste knelpunt en personeelstekort blijft een dominante rem: ongeveer een derde van de bedrijven ervaart krapte, ondanks lichte verbetering. De economie in Nederland groeit vooral doordat meer mensen zijn gaan werken, niet door slimmer of efficiënter werken. De gemiddelde economische groei sinds 2010 bedraagt slechts 1,6% per jaar, waarvan 1,2% uit meer arbeidsinzet, en slechts 0,4% uit hogere productiviteit.

Verdienvermogen & arbeidsproductiviteit
Ons verdienvermogen bepaalt of we nu en in de toekomst op verantwoord voldoende geld verdienen om onze brede welvaart te behouden, en is afhankelijk van onze productiviteit. Die productiviteit groeit hier nauwelijks en blijft achter bij andere Europese landen en dat is niet zonder gevolgen. Onze arbeidsproductiviteit bepaalt de beloning van 10 miljoen werkenden, financiert ons sociale stelsel, bepaalt onze internationale concurrentiepositie. Daarom hebben wij onlangs een SER-advies uitgebracht, met de oproep aan alle politieke partijen en een komend kabinet om te investeren in onze economie en het samen organiseren van een productiviteitsoffensief. Het SER-advies pleit voor een productiviteitsoffensief langs drie sporen:

  • Slimmer werken: investeer in vakmanschap, digitale vaardigheden, gezondere beroepsbevolking en lagere regeldruk.
  • Vernieuwend ondernemerschap: bied ruimte aan innovatief mkb, verhoog R&D-investeringen, en ondersteun nieuwe verdienmodellen.
  • Structurele beleidsinbedding: veranker productiviteitsbeleid via een onafhankelijke Productivity Board: Deze instantie kan – vergelijkbaar met andere Europese landen – jaarlijks onafhankelijk adviseren over de keuzes die nodig zijn om de productiviteitsgroei in publieke én private sectoren aan te jagen. Daarmee kan een concreet vervolg worden gegeven aan de recente motie die uw voltallige Kamer onlangs heeft aangenomen om in de Miljoenennota duidelijk te maken welke uitgaven bijdragen aan toekomstige groei (vs. consumptieve uitgaven). Hiertoe is een beperkt budget nodig van 2 à 3 miljoen euro.

Nederland zakt verder af als concurrerende economie
Nederland staat dus voor stevige uitdagingen om haar verdienvermogen te versterken en haar productiviteit te verhogen. Het is gezien deze stevige uitdagingen des te zorgwekkender dat Nederland dit jaar opnieuw is gezakt op de gerenommeerde ranglijst van het IMD over mondiale concurrentiekracht. Stond ons land in 2021 nog op plek 4, inmiddels zijn we afgezakt naar de tiende plaats. Het grootste obstakel voor ons concurrentievermogen is volgens het IMD ons complexe fiscale stelsel – de veelheid en hoogte van belastingen – dat koopkracht en investeringen onder druk zet. Ook de overmatige regeldruk belemmert de economische groei in Nederland, naast uitblijven van politieke oplossingen voor de nijpende woningmarkt, stikstof en netcongestie.

Hieronder gaan we in op een aantal onderwerpen die van belang zijn voor ons investeringsklimaat:

Noodklok basisindustrie
Een sterke industrie is meer dan ooit nodig. Gezien de geopolitieke ontwikkelingen kunnen Nederland en Europa niet zonder eigen producten en eigen energie. Maar juist nu gaat het niet goed met de industrie in Nederland. Alles bij elkaar is de hele industrie nu nog goed voor 12% van het BBP en bijna 800.000 banen. PwC berekende dit jaar zelfs dat zo’n twee miljoen mensen een baan hebben die samenhangt met de gehele industrie. Het gaat hier om goed betaalde banen verspreid over de alle regio’s in Nederland. Door de hoogste elektriciteitskosten in de EU, netcongestie, stikstof, enorme regeldruk en een onvoorspelbare overheid lopen bedrijven echter vast. In België en Duitsland zijn de energiekosten veel lager en gaan ze deze nog eens flink verlagen, waardoor Nederland een groot concurrentienadeel heeft. Bouwprojecten worden stilgelegd, investeringen in verduurzaming uitgesteld, activiteiten afgeschaald of fabrieken worden helemaal gesloten in Nederland. Vanwege de sterke onderlinge verbondenheid tussen bedrijven, zoals binnen het chloorcluster, leidt dit laatste tot een domino-effect. Bedrijven die niet meer terugkomen. Ondertussen importeert Nederland steeds meer spullen met een hoge CO₂-uitstoot uit het buitenland. En neemt onze afhankelijkheid van import uit de VS en Azië de laatste jaren juist toe.

Wat is nodig:
Voor behoud van onze basisindustrie en herstellen van hun concurrentiepositie ten opzichte onze buurlanden, moeten allereerst de energiekosten (nettarieven) verlaagd worden. Hiermee krijgt de industrie het perspectief dat nodig is voor omvangrijke duurzame investeringen.

Innovatie
Onderzoek en Innovatie zijn de zuurstof voor ons huidige en toekomstige innovatieve en internationaal opererend bedrijfsleven en daarmee voor het toekomstig verdienvermogen en de weerbaarheid van onze economie. Dit geldt niet alleen voor Nederland, maar voor bedrijven en regeringen wereldwijd. Al jaren is sprake van een technologierace tussen de verschillende machtsblokken. Europa en Nederland dreigen achterop te raken met een groeiend innovatiegat met de VS en China. Nederland in het bijzonder heeft te kampen met een relatief lage R&D intensiteit (nu 2,18%, terwijl 3% de ambitie is), ook ten opzichte van onze buurlanden. Daarmee zetten we economische groei op het spel.

Daarom is het van belang dat Nederland weer een investeringsagenda gaat voeren op innovatie: additionele publieke euro’s met een zo groot mogelijke hefboom naar private investeringen. Nu nog lopen de grote investeringsprogramma’s van het Groeifonds, maar die impuls loopt af. Innovatieve bedrijven (bestaand en nieuw) hebben grote behoefte aan een samenhangende aanpak die voorspelbaarheid, consistentie en investeringszekerheid biedt.

Wat is nodig:
Een econometrische analyse en evaluatie van het Europese R&D-programma Horizon Europe heeft vorige week uitgewezen dat 1 euro investering in R&D maar liefst 11 euro BBP-groei in 2045 oplevert. Aangezien het CPB er niet in slaagt om voor Nederland de economische effecten van R&D-investeringen in kaart te brengen, vragen wij de Tweede Kamer om te vragen of het mogelijk is een andere onafhankelijke partij verantwoordelijk te maken voor de doorrekening van innovatievoorstellen in de verkiezingsprogramma’s. Te denken valt aan TNO of het Rathenau.

Startups/scale-ups
Nederland beschikt over toonaangevende techbedrijven en sterk ondernemerschap, maar onze internationale positie staat onder druk. Om talent en innovatie te behouden en te versterken, zijn drie zaken urgent:

  1. Internationaal talent vasthouden. Geef techbedrijven een concurrerende aandelenoptieregeling, zodat zij (internationaal) toptalent kunnen aantrekken en behouden. Zonder deze stap vertrekken kenniswerkers naar landen met aantrekkelijkere regelingen.
  2. Kapitaal mobiliseren. Zorg dat pensioenfondsen en private investeerders meer ruimte krijgen om te investeren in Nederlandse startups en scale-ups. Faciliteer dit via een co-investeringsfonds en fiscaal aantrekkelijke regelingen, vergelijkbaar met het Britse EIS-model.
  3. Versimpel regelgeving en financiering. Bundel publieke financieringsinstrumenten in één Nationaal Stimuleringsinstituut. Versnel vergunningsprocedures met ‘sandboxes’ en toets nieuwe regelgeving op innovatie-impact.

Zonder snelle actie verliezen we talent, kapitaal en technologie aan het buitenland. Met gerichte maatregelen kunnen we Nederland tot koploper maken in de nieuwe economie.

Digitalisering en AI
Digitalisering en, meer specifiek kunstmatige intelligentie vormen belangrijke sleutels voor de benodigde productiviteitsgroei. Echter, in de voornoemde technologierace zien we dat Europa in de digitale wereld onvoldoende concurrerend is en daarmee sterk afhankelijk van met name de VS. Daar waar digitale technologie, zoals AI, aan de andere kant veel kansen biedt voor innovatieve toepassingen, nieuwe omzetstromen voor bedrijven en nieuwe sterke posities in internationale waardeketens, verloopt de adoptie daarvan in de praktijk, met name in het MKB, moeizaam. Daarom is het zaak om niet alleen te zorgen voor goede randvoorwaarden, maar ook de adoptie aan te jagen.

Wat is nodig:
Een actieve bijdrage van de overheid aan initiatieven om te komen tot een ‘AI readiness infrastructuur’ voor bedrijven (scans, dienstverlening en experimenteermogelijkheden).
Daarnaast, het faciliteren van AI-ontwikkeling met een Nederlandse ‘AI-fabriek’ en een datacenterbeleid waarin letterlijk en figuurlijk ruimte wordt geboden voor de capaciteitsgroei die de dataconsumptie en AI-ontwikkeling faciliteert.

Regeldrukprogramma: MKB-Indicatoraanpak
Een hoofdbestandsdeel van het regeldrukprogramma van dit kabinet is het MKB-Indicatorprogramma, waarbij inmiddels 9 sectoren zijn doorgelicht op regeldruk. Per sector is een nulmeting beschikbaar (totale kosten regeldruk). Het ministerie van Economische Zaken werkt aan de uitvoering van de motie Kisteman die vraagt om 20% reductie van de onnodige regeldruk per indicatorsector. Aangezien de onnodige regeldruk per sector helder in kaart is gebracht, is duidelijk bij welke verplichtingen ruimte is voor vereenvoudiging. Deze verplichtingen scoren slecht op of (hoge) kosten of werkbaarheid of de combinatie hiervan. Belangrijk is voor de verplichtingen die hierop het hoogst scoren een proportioneler alternatief te bedenken om het beoogde beleidsdoel te bereiken. De eerste 6 sectorrapporten zijn al twee jaar oud. Naar aanleiding van de motie Vermeer om tot sectorale reductieprogramma’s te komen heeft de vorige minister van Economische Zaken toegezegd voor de zomer met de betrokken branches in gesprek te gaan en daarna met de departementen die verantwoordelijk zijn voor de regels, en de Tweede Kamer hierover voor de zomer te informeren. Er is tot op heden nog niet met branches gesproken.

Wat is nodig:
Voortvarend uit de startblokken komen met het maken van sectorale reductieprogramma’s die optellen tot -20% onnodige regeldruk, oftewel uitvoering van de hierboven genoemde Kamermoties. Een plan van aanpak met scherpe deadlines waarover de Kamer geïnformeerd wordt, zou hier zeer aan bijdragen.

Ruimte voor economie
Het kabinet gaf in haar recente Ruimtelijke Economische Visie (REV)[1] aan dat er over vijf jaar al geen ruimte meer is voor nieuwe bedrijvigheid op de 3800 bedrijventerreinen in grote delen van Nederland. Er blijft een groeiende vraag naar ruimte voor economie. Op basis van prognoses over de vraag naar ruimte voor reguliere bedrijventerreinen zou het huidige areaal moeten toenemen met in ieder geval zo’n 6 tot 13,5% tot 2040. Daarnaast heeft de minister van KGG recent aangetoond dat ook in de industrieclusters een forse ruimtevraag wordt verwacht richting 2030 en 2050, vanwege de economische ontwikkelingen en ruimte voor de energietransitie. De conclusie is dat er in de haven- en industrieterreinen van ons land te weinig aanbod beschikbaar is om aan deze ruimtevraag te voldoen[2]. Daarmee is onomstotelijk duidelijk geworden dat de ruimte voor economie en ondernemers in ons land onder grote en urgente druk staat – en het is goed dat het kabinet daar oog voor heeft. Het is nu wel tijd om hiervoor passende maatregelen te nemen, zodat er voldoende ruimte is voor de ondernemers van vandaag en het verdienvermogen van morgen. Want op slechts 2,5 procent van Nederland wordt het grootste deel van onze brede welvaart verdiend.

Wat is nodig:

  • Ambitieuze nationale doelen voor het beschermen, beter benutten en ontwikkelen van ruimte voor economie, door de ruimte voor economie en industrie ook vast te leggen in de Nota Ruimte. Aangezien ons land groeit en er ruimte nodig is voor transities is naar verwachting minimaal 4-5% van het landoppervlak in 2050 nodig voor economische activiteiten. Het gaat niet alleen om ‘vierkante meters’, maar om hoogwaardige bedrijfsruimte met voldoende milieuruimte en ontwikkelruimte voor bedrijven.
  • Geef provincies en gemeenten heldere en afdwingbare doelen voor ruimte voor economie. Het Rijk dient op ruimte voor economie actief te sturen richting medeoverheden, zoals al gebeurt bij de woningbouwopgave en daarbij gebruik te maken van de mogelijkheden die de Omgevingswet biedt (zoals instructieregels).
  • Bescherm nationale economische clusters en toplocaties – voor toekomstig verdienvermogen. Wijs ook voldoende woningbouwlocaties aan – en zorg bij planning van nieuwe gebiedsontwikkeling dat ruimte voor economie ook wordt ingepland.
  • Betrek ondernemers en ondernemersorganisaties om tot uitvoeringsafspraken met kabinet en medeoverheden te komen.

Met vriendelijke groet,
T.R.A. Grosfeld
Plv. Directeur beleid
VNO-NCW MKB-Nederland

arbeidsproductiviteitconcurrentiepositieeconomieindustriebeleidinnovatiemkb (midden- en kleinbedrijf)