28 MEI, 2025 • 25-123405

Brief Vaste Kamercommissie EZ inzake Marktordening en consumentenbeleid

Aan de voorzitter en (plv.) leden van de Vaste Commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2025

Geachte dames en heren,

Op 12 juni heeft u een debat over Marktordening en consumentenbeleid. Een van de onderwerpen die op de agenda staat, is een toekomstbestendig mededingingsbeleid. Via deze brief willen wij u graag een aantal punten meegeven.

Belang van concurrentie is groot, maar er is geen verband met inflatiecijfers

VNO-NCW en MKB-Nederland onderstrepen het belang van concurrentie. Een goed functionerende markt waar bedrijven onderling concurreren leidt tot innovatie, concurrentiekracht en tot voordelen voor consumenten. Duidelijke mededingingsregels en een stevig toezicht daarop zijn dan ook van essentieel belang.

Tegelijk willen we het beeld[1] rechtzetten dat de relatief hoge inflatie in ons land voornamelijk gedreven wordt door winsten van bedrijven die weer het gevolg zouden zijn van tekort schietende concurrentie. Inflatie kent vele oorzaken die variëren over tijd. Zo stegen de prijzen vanaf begin 2022 relatief snel na de inval in Oekraïne, mede door de hoge gasprijs. De afgelopen 1,5 jaar wordt inflatie met name veroorzaakt, door toenemende kostenstijgingen van lonen en belastingen, zo blijkt ook uit onderstaande cijfers van het Centraal Planbureau.

Bron: Centraal Economisch Plan 2025 – Verantwoording, CPB, februari 2025

Uit de figuren hiervoor blijkt dat de bijdrage van het bruto-exploitatiesaldo van bedrijven tijdelijk hoger is geweest, onder meer door de gascrisis en de crisis in het Suez kanaal waarbij schaarste bijdroeg aan oplopende prijzen. Deze tijdelijke verhoging is vooral te danken aan tijdelijke tekorten in het aanbod, niet een fundamenteel gebrek aan concurrentie. Dat laten de cijfers ook zien: deze bijdrage aan inflatie is afgelopen jaar fors verminderd. Afgelopen jaar droegen vooral hogere loonkosten en belastingen bij aan de inflatie, samen voor 3,1%. Het CPB laat ook zien dat vooral diensten duurder zijn geworden. Diensteninflatie is een indicatie van de stijgende lonen die deels weer doorgerekend worden in prijzen van diensten. Kortom, het belang van concurrentie is groot, maar er is geen verband met inflatiecijfers.

Ook is er een gevoel dat de boodschappen in Nederland duurder zouden zijn dan in onze buurlanden. Uit recent onderzoek blijkt echter dat dat niet klopt. [2] Uit het rapport blijkt dat prijzen voor boodschappen fors zijn gestegen in de afgelopen jaren door kostenstijgingen, maar dat de boodschappen hier gemiddeld niet duurder zijn dan in Duitsland of België.

 Veel mogelijkheden om mededinging te bevorderen

Vanuit VNO-NCW en MKB-Nederland zien we diverse instrumenten die de overheid heeft
om – naast de handhaving van de Mededingingswet – eerlijke concurrentie te bevorderen.
De belangrijkste instrumenten zijn:

  • Versterking van de interne markt in Europa; zo heeft de ERT (Europese industrie tafel) meer dan 100 barrières op de interne markt geïdentificeerd, waardoor inefficiënties en hogere prijzen ontstaan. Een voorbeeld zijn de verschillende etiketten op producten in verschillende talen, waardoor producten niet overal in Europa verkocht mogen worden.
  • Het vereenvoudigen van de toetreding van nieuwe spelers; veel sectoren hebben te maken met regeldruk die in vele jaren zijn opgebouwd, waaraan ondernemers moeten voldoen. Deze regels vormen vaak een toetredingsbarrière voor nieuwe spelers. Neem bijvoorbeeld de bancaire sector waar sprake is van veel regelgeving, waardoor relatief weinig nieuwe spelers of buitenlandse spelers de markt willen betreden.
  • Het vereenvoudigen van aanbestedingsregels. De Nederlandse overheden besteden voor meer dan 100 mld. euro aan. Een betere concurrentie en toegang tot deze opdrachten is mogelijk door aanbestedingsregels te vereenvoudigen, risico’s te verlagen en de drempel voor ingewikkelde Europese aanbestedingsprocedures te verlagen. De ACM zou ook een rol kunnen spelen in het toezicht op een goed functionerende markt bij aanbestedingen.
  • Zorgen dat wanneer overheid met eigen diensten de markt betreedt door het verrichten van economische activiteiten, er geen sprake is van oneerlijke concurrentie. Hiervoor is aanscherping van de Wet markt en overheid nodig, zoals voorgenomen door het kabinet.

Ook is het van belang te onderkennen dat eerlijke concurrentie niet alleen gaat om de laagste prijs, maar ook om kwaliteit, veiligheid, duurzaamheid en innovatie, waar consumenten ook van profiteren. Zo zien we dat veel consumenten voor bodemprijzen online spullen bestellen in China, waarvan achteraf blijkt dat deze niet altijd voldoen aan de verwachtingen en bovendien vaak niet voldoen aan de veiligheids- en kwaliteitseisen en bovendien een hoge milieu-impact hebben. Eerlijke mededinging zorgt er ook voor dat dat soort uitwassen bestreden worden. Dat leidt mogelijk tot een iets hogere prijs, maar ook tot betere producten en bovendien voorkomt het dat bedrijven in Europa die wel aan hoge standaarden moeten voldoen op achterstand worden gezet.

Steun voor moderniseren Europees mededingingsbeleid

VNO-NCW en MKB-Nederland ondersteunen de diverse initiatieven die er zijn om het mededingingsbeleid en het toezicht te moderniseren. In dat kader zijn wij positief over de DMA en DSA in verband met opkomende digitale platforms en markmacht die zij kunnen ontwikkelen. Het is van belang dat de ACM voldoende menskracht en expertise heeft om de uitvoering en handhaving hiervan vorm te geven.

Wat dit betreft zijn wij geen voorstander om in aanvulling hierop nieuwe omvangrijke bevoegdheden aan ACM toe te kennen die een groot beslag zullen leggen op de capaciteit van zowel ACM zelf als de bedrijven die voorwerp van onderzoek van deze nieuwe bevoegdheden zijn. Wij pleiten ervoor dat ACM haar middelen eerst inzet om bestaande bevoegdheden (als o.a. mededingingsautoriteit, sectorautoriteit voor energie, telecom en post en consumentenautoriteit) en de nieuwe DMA en DSA bevoegdheden zo optimaal mogelijk aan te wenden, voordat sprake is van omvangrijke nieuwe bevoegdheden zoals de “call in” bevoegdheid en een eventuele ‘New Competition Tool”.

Grote veranderingen in het mededingingsbeleid zijn daarnaast altijd via Europese regelgeving gegaan en het is van belang dat ook bij verdere moderniseringen zoveel mogelijk via EU-wetgeving vorm te geven. Zodat een gelijk speelveld op de EU interne markt wordt gewaarborgd en de schaalvoordelen van de interne markt uiteindelijk ten goede komen aan de consument.

Zorgen over ongerichte en open bevoegdheden voor ACM

We zien dat de ACM pleit voor ruimere nationale bevoegdheden[3] bijvoorbeeld via een “call in” mogelijkheid om achteraf fusies te beoordelen en de invoering van een New Competition Tool, waarbij remedies opgelegd kunnen worden aan bedrijven en de ACM kan ingrijpen ook wanneer geen misbruik van een economische machtspositie kan worden aangetoond. Ook zien we dat een aantal leden van uw Kamer werkt aan een initiatiefwet[4] voor de “call in” bevoegdheid, met name ingegeven door specifieke zorgen rond huisartsen en dierenartsen. Op dit laatste voorstel hebben wij ook gereageerd[5].

Beide instrumenten creëren in potentie zeer open bevoegdheden voor de ACM. Afhankelijk van de vormgeving van deze instrumenten kunnen fusies straks ook achteraf door de ACM beoordeeld worden, of bedrijven geconfronteerd worden met diverse vereisten van de ACM zonder dat duidelijk is wat zij verkeerd doen of op welke wijze een individuele onderneming aan een kennelijk marktprobleem heeft bijgedragen. Dat creëert onzekerheid voor bedrijven en investeerders, leidt tot extra kosten en verslechtert het klimaat voor start- en scale ups.

Alternatief voor een “call in” bevoegdheid: voorkom onzekerheid en extra kosten

Het is een goede zaak dat de ACM vooraf voorgenomen fusies en overnames kan beoordelen, op basis van een duidelijke drempel. Een nieuwe “call in” bevoegdheid zou de ACM in staat stellen om kleinere fusies, alsnog achteraf na de transactie te beoordelen. Dit heeft een aantal grote nadelige consequenties:

  • Het instrument is ongericht, want het raakt alle bedrijven in alle sectoren, inclusief mkb en het startup-ecosysteem van Nederland, waar het kabinet juist inzet op versterking, terwijl de zorgen in specifieke sectoren spelen.
  • Er ontstaan grote onzekerheden voor kleine en grotere bedrijven die onderdeel zijn van een fusie of joint venture, omdat zelfs na een fusie of overname de ACM kan ingrijpen.
  • Betrokken bedrijven krijgen te maken met onevenredig hoge juridische en economische advieskosten, ook bij heel kleine overnames in het MKB, mede omdat vooraf niet helder is wanneer een fusie toelaatbaar wordt geacht.
  • Het instrument leidt tot extra vertraging bij fusies en overnames. We zien nu al dat beoordelingen door de ACM vaak veel langer duren dan formeel is vastgelegd. Door telkens nieuwe informatieverzoeken van de ACM, kan een overname in de praktijk langer dan één jaar duren. Dat smoort economische dynamiek.

Het is daarbij van belang om mee te wegen dat kleine overnames (ook in een serie) kunnen bijdragen aan hogere productiviteit en efficiency door schaalvoordelen en daarmee ook leiden tot voordelen voor consumenten. Een nieuwe “call in” bevoegdheid vormt bovendien een nieuwe nationale kop op Europees beleid. Dit gaat volledig in tegen het beleid dat dit kabinet voert om regeldruk en nationale koppen te schrappen. Ook leidt het tot fragmentatie van het Europese mededingingsbeleid en de interne Europese markt, terwijl zowel Nederland als de EU fors inzetten op minder versnippering en een sterkere Europese interne markt.

Gelet op vorenstaande is het van belang goed na te denken over alternatieven voor “call in” bevoegdheid achteraf. We denken dan bijvoorbeeld aan een drempelwaarde op basis van transactiewaarde, zoals bijvoorbeeld in Duitsland, naast de bestaande drempel op basis van omzet. Hiermee kunnen fusies die gekarakteriseerd worden als “killer acquisitions” vooraf afgevangen worden. Door tegelijk de drempels op omzet te verhogen, leidt deze aanpassing overall niet tot meer regeldruk en blijft het ook uitvoerbaar voor de ACM.

Veel vragen over het open karakter van een New Competition Tool (NCT)

De ACM pleit ook voor ruimere bevoegdheden om in te grijpen in markten in specifieke sectoren, indien uit onderzoek zou blijken dat er concurrentieverstoringen zijn. En dan verplichtingen op te kunnen leggen aan individuele bedrijven, of alle bedrijven in een markt. Hier hebben we diverse vragen over die eerst beantwoord zouden moeten worden, alvorens te kunnen overwegen of een eventuele invoering van een dergelijke open en vergaande bevoegdheid nodig en wenselijk is.

  • Voordat wordt overgegaan tot extra bevoegdheden in de vorm van een NCT, is van belang dat er een nadere onderbouwing komt. De ACM kan immers nu ook al marktonderzoek verrichten, en adviezen geven aan de politiek om in te grijpen als dat nodig is.
  • Zijn de overwegingen van de Europese Commissie om uiteindelijk geen New Competition Tool op Europees niveau te introduceren voldoende bestudeerd, voordat wordt besloten om op nationaal niveau een nationale kop te introduceren? Zou Nederland niet beter het voorbeeld van de Europese Commissie kunnen volgen die besloot om ingrijpen te beperken tot enkel zogenoemde ‘poortwachters’ in digitale markten (een beperkte groep wereldwijd opererende en zeer dominante technologiebedrijven) met de invoering van de DMA en DSA? ACM zou dit beleid vanuit Nederland reeds kunnen ondersteunen door aan de aan haar toegekende rol onder de DMA en DSA verder invulling te geven.
  • In het bestaande mededingingsbeleid is vrij helder wanneer de ACM kan ingrijpen. Bijvoorbeeld bij kartelafspraken en misbruik van marktmacht. Op basis van welke criteria zou de ACM kunnen ingrijpen bij de NCT? Wanneer is er sprake van “onvoldoende mededinging”? Is dat een subjectief oordeel van de ACM, of is dat met objectieve criteria vast te stellen?
  • Als er tekortkomingen in de mededinging in specifieke sectoren wordt geconstateerd, is het dan niet beter dat de democratisch gelegitimeerde politiek zelf ingrijpt en met regels komt? Waarom zou deze generieke bevoegdheid bij een onafhankelijke ZBO moeten komen te liggen? Is het logisch om hierbij een onderscheid te maken tussen tijdelijke maatregelen (waar de ACM kan optreden) en structurele maatregelen (waar regelgeving het geëigende instrument is)?
  • Welk soort “remedies” zou de ACM kunnen opleggen en welke behoren tot het domein van de politiek? Wat kan de Tweede Kamer doen, als zij het niet eens zou zijn met een dergelijk besluit van de ACM?
  • Diverse sectoren, zoals telecom, energie, post en vervoer kennen al strenge sectorregulering met regels waaraan zij moeten voldoen om de consument te beschermen. Geeft de NCT een extra mogelijkheid voor de ACM om deze sectoren extra verplichtingen op te leggen en vormt de NCT dan niet een oneigenlijk middel voor ACM om in te grijpen in deze sectoren als zij reeds uitgebreide bevoegdheden heeft? Zeker gezien het feit dat ingrijpen door middel van sectorbevoegdheden is omgeven met rechtswaarborgen en slechts mogelijk is onder strikt omschreven voorwaarden.
  • Als de ACM besluiten neemt op basis van het huidige mededingingsrecht, is er sprake van goede rechtsbescherming. Bedrijven worden vooraf betrokken bij het onderzoek, kunnen vooraf een zienswijze geven op ontwerpbesluiten, bezwaar maken tegen besluiten en indien nodig naar de rechter stappen. Bestaan die mogelijkheden ook bij dit instrument?

Indien gewenst geven we graag een nadere toelichting op deze brief.

Met vriendelijke groet,

drs. F.W. Vijselaar                                           L.J. Visser

Algemeen directeur VNO-NCW                    Algemeen directeur MKB-Nederland

[1] Initiatiefnota Minder inflatie, meer bestaanszekerheid, NSC, PVV, april 2025

[2] https://www.cbl.nl/nederlandse-boodschappen-niet-duurder-dan-in-buurlanden

[3] https://www.acm.nl/nl/publicaties/blog-martijn-snoep-update-van-het-concurrentietoezicht

[4] https://www.internetconsultatie.nl/inroepbevoegdheid/b1

[5] https://www.internetconsultatie.nl/inroepbevoegdheid/reactie/277155/bestand

 

consumentenbeleidmededinging