6 FEB, 2025
Brief 'Het verdienvermogen van Nederland'
Brief aan de Tweede Kamer over het verdienvermogen van Nederland met voorstellen om het ondernemersklimaat te verbeteren.
Geachte leden van de vaste Commissie voor Economische Zaken,
Op 13 februari organiseert u een debat over het verdienvermogen van Nederland. Graag geven ondernemersorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland u onderstaande aandachtspunten mee over dit belangrijke onderwerp.
Het belang van ons verdienvermogen
Ons verdienvermogen bepaalt of we nu en in de toekomst op een verantwoorde manier voldoende geld verdienen om onze welvaart en welzijn te behouden. Onze productiviteit – hoeveel we werken en wat we produceren – bepaalt het verdienvermogen. Die productiviteit groeit hier nauwelijks en blijft achter bij andere Europese landen. Daarmee holt ons verdienvermogen achteruit, en dat is niet zonder gevolgen. Hiermee betalen we bijvoorbeeld onze publieke voorzieningen zoals leraren, agenten en financieren we de aanleg van nieuwe wegen. Omdat onze collectieve kosten sneller stijgen dan de inkomsten, komen die voorzieningen zonder voldoende verdienvermogen in gevaar.
Bedrijven zijn de motor van ons verdienvermogen. De vraag is dus hoe aantrekkelijk ons land is voor nieuwe én bestaande bedrijven om te ondernemen en te investeren. Dát zou wat ons betreft de kern van het debat moeten zijn op 13 februari. Want de seinen voor het ondernemingsklimaat staan steeds meer op rood.
Scheuren in het ondernemingsklimaat
Vooropgesteld: Nederland staat steevast in de top-10 van verschillende internationale ranglijsten. Onze uitgangspositie biedt nog steeds een goede basis. Het probleem met dergelijke lijstjes is echter dat ze terugkijken in de ‘achteruitkijkspiegel’ op basis van oude statistieken, en weinig zeggen over onderliggende trends en signalen. Al in 2021 waarschuwden bedrijven, bestuurders en wetenschappers voor betonrot in cruciale onderdelen van ons ondernemingsklimaat.
In de bijlage treft u voorbeelden van indicatoren van deze achteruitgang: dalende onderwijsscores, teruglopende investeringen, daling op innovatieranglijsten, een Europees bezien hoge belastingdruk, een gebrekkige doorgroei van het mkb en een basisindustrie die voor haar bestaansrecht in Nederland vecht.
Onze recente Nationale Peiling Ondernemingsklimaat bevestigt dit beeld. Hieruit blijkt dat 67 procent van de ondernemers vindt dat het ondernemingsklimaat de afgelopen vijf jaar is verslechterd. Bijna vier op de tien vindt Nederland geen aantrekkelijk land om te ondernemen.
Ondernemers zien drie urgente knelpunten: regeldruk, hoge kosten (loonkosten, belastingen, premies, energiekosten) en personeelstekorten. Ze zijn ook kritisch op de overheid: slechts 8 procent vindt dat politiek en bestuur oog hebben voor hun belangen, en slechts 5 procent is tevreden over de betrouwbaarheid en stabiliteit van politiek en bestuur.
Het aanpakken van deze bottlenecks is essentieel voor een sterk verdienvermogen. Het Nederlandse bedrijfsleven is bereid te investeren in ons toekomstig verdienvermogen. Daarvoor is het echter cruciaal de juiste randvoorwaarden hiervoor te blijven faciliteren en creëren. Met de Ondernemerstop en het voorgenomen Ondernemerspact toont het kabinet ambitie, maar echte stappen zijn nodig.
VNO-NCW en MKB-Nederland pleiten voor een aanpak langs twee sporen: de basiscondities op orde brengen én Nederland aantrekkelijk maken voor de economie van morgen.
1. Breng de basiscondities voor investeringen weer op orde
Om aantrekkelijk te zijn voor investeringen (de motor van groei en innovatie) moeten de basiscondities voor bedrijven zijn ingevuld:
a) Stabiel en voorspelbaar beleid. Om te kunnen investeren moeten bedrijven en ondernemers weten waar ze aan toe zijn. Daarbij passen geen maatregelen met terugwerkende kracht, steeds veranderende regels of het terugkomen op eerder genomen besluiten. Bedrijven hebben daar hun (investerings-)beslissingen op gebaseerd. Helaas zagen we dat afgelopen jaren te vaak toch gebeuren, met het Belastingplan 2024 als negatieve uitschieter. Dit kabinet heeft gelukkig een aantal van deze maatregelen teruggedraaid. Naar de toekomst toe hebben bedrijven behoefte aan stabiele belastingregels en -tarieven die investeringen stimuleren. De achterliggende vraag is hoe de zorgvuldigheid bij beleidswijzigingen kan worden verbeterd, zodat het beleid stabiel en goed doordacht is en gericht blijft op duurzame economische groei.
b) Minder regeldruk. Regeldruk is al jaren het grootste knelpunt voor ondernemers. Ondernemers hebben de afgelopen jaren de regeldrukkosten en rapportageverplichtingen explosief zien toenemen. Ze zijn steeds meer geld kwijt om te bewijzen dat ze aan de regels voldoen. Deze regeldrift staat de (door)groei van bedrijven in weg en zet een rem op ondernemerschap, werkgeverschap en het oplossend vermogen van ondernemers. Meetbare reductiedoelen zijn in het verleden een onmisbare incentive gebleken om regeldruk effectief te verminderen. Inmiddels zijn er binnen het regeldrukprogramma MKB Indicatorbedrijven negen mkb-sectoren doorgelicht op regeldruk, zowel op kosten als op werkbaarheid. De volgende stap is om per sector een reductiedoelstelling te verbinden aan deze nulmeting (een reductie van 10 tot 25 procent per sector is haalbaar).
c) Focus op de uitvoering van beleid. Huizen bouwen door meer bouwlocaties. Zorgen dat ondernemers én burgers weer een aansluiting op het elektriciteitsnet kunnen krijgen. Zo zijn er talloze voorbeelden van zaken die we met spoed moeten oplossen. Nederland heeft behoefte aan dóen en een focus op de uitvoering. Dat betekent een overheid die zijn ‘doeners’ meer waardeert. En het betekent onorthodox durven zijn.
d) Internationale samenwerking is onontbeerlijk. We verdienen een derde van ons nationale inkomen met internationale handel. Juist in de huidige onrustige geopolitieke situatie is het dan ook nodig te blijven werken aan Europese samenwerking. Ook het sluiten van nieuwe handelsakkoorden met bevriende landen – zoals het MERCOSUR-verdrag – is essentieel om bijvoorbeeld de aanvoer van kritieke grondstoffen voor onze producten veilig te stellen. Onze toekomstige welvaart hangt af van een sterke en innovatieve Europese Unie. De concurrentiekracht van de Europese economie staat echter ernstig onder druk. De rapporten van Enrico Letta en Mario Draghi hebben dit probleem duidelijk blootgelegd. De verdere uitwerking van deze rapporten, met initiatieven zoals de Clean Industrial Deal, Savings and Investment Union en Single Market Strategy vormt een cruciaal onderdeel van het versterken van de Europese concurrentiekracht. Het is van groot belang dat Nederland zich hier actief voor inzet.
e) Samenwerking bedrijfsleven en overheid. De kennis van de praktijk, het innovatievermogen en de daadkracht van bedrijven zijn onmisbaar bij het oplossen van de problemen die Nederlanders nu écht opgelost willen zien. Een goede samenwerking tussen bedrijfsleven en overheid is hiervoor cruciaal.
f) Creëer een financiële infrastructuur die ons vooruit helpt. De financiële sector heeft het steeds moeilijker om zijn rol richting samenleving en bedrijfsleven goed te vervullen. De financiering aan bedrijven loopt terug en de dienstverlening wordt bemoeilijkt door een veelheid aan regels, rapportage-eisen en sectorspecifieke kosten. Ook het opereren op Europese schaal stagneert, waardoor de sector bedrijven over de grens minder goed kan bedienen. Dit verzwakt de kracht van de financiële sector op een manier die ook het verdienvermogen van ons land aantast. Een voortvarende uitvoering van het financieringsconvenant is daarom hard nodig om de knelpunten rond mkb-financiering op te lossen.
g) Los de problemen bij stikstof en netcongestie voortvarend op. Investeringen in (energie)projecten die bijdragen aan verduurzaming van de industrie en woningen vallen door het stikstofslot stil. Het is onnavolgbaar dat projecten die juist bijdragen aan een structurele daling van de stikstofuitstoot, daling van broeikasgassen en verbetering van de leefomgeving worden geblokkeerd. De onzekerheid rond de vergunningsverlening voor verduurzamingsprojecten moet zo spoedig mogelijk worden opgelost.
h) Maak investeringen in de energietransitie en maakindustrie mogelijk door te zorgen dat deze lonen en uitvoerbaar zijn. Maak (investeringen in) elektrificatie lonend door de kosten van het stroomnet gelijk te trekken met buurlanden en het steunen van elektrificatie. Focus op kostenreductie bij elektrificatie en groene waterstof. Net zoals bij wind op zee tien jaar geleden kan ook voor deze optie een kostenreductie worden bereikt, door de juiste randvoorwaarden te scheppen en regulatoire risico’s en te strenge regels weg te nemen. Maak investeringen ook mogelijk door te zorgen voor voldoende infrastructuur voor elektrificatie, waterstof én CO2-transport en opslag. Stimuleer vanuit Europa de vraag naar duurzame producten, zoals auto’s van groen staal, zodat investeringen in duurzame ketens (waterstof, circulair plastic, etc.) rendabel worden. Voorkom daarbij extra verplichtingen of heffingen die buurlanden niet opleggen aan de maakindustrie, zoals bijvoorbeeld de plasticheffing. Verder is het van belang om door te gaan met de opbouw van duurzame energie, de ontwikkeling van duurzame innovatieve technieken, de maatwerkaanpak, de ondersteuning van cluster 6 en de verduurzaming van het mkb. Een voorspelbare en houdbare vergunningverlening voor schone energie- en verduurzamingsprojecten is daarbij een cruciale randvoorwaarde.
2. Maak Nederland aantrekkelijk voor de economie van morgen
Om voldoende bedrijvigheid te krijgen en te behouden – en daarmee onze economie en bedrijven klaar te stomen voor de economie van morgen – zijn verder de volgende zaken van belang.
a) Focus op kennis, technologieontwikkeling en innovatie Technologie en innovatie staan aan de basis van het Nederlands concurrentievermogen. Op tal van terreinen verdwijnt Europa (en Nederland) wereldwijd steeds meer in de technologische achterhoede, zoals de recente rapporten van Letta, Draghi en Heitor pijnlijk aantonen. Dit vraagt om een stevig innovatie- en technologiebeleid, meer inzet op valorisatie en opschaling, en versterking van publiek-private innovatie-ecosystemen. Daarom is het van belang dat een hernieuwd topsectorenbeleid voortbouwt op de publiek-private kracht en vol inzet op de uitrol van de Nationale Technologiestrategie. Ook is van belang dat het industriebeleid inzet op strategische sectoren en volop aansluit bij het Europese strategisch industriebeleid dat in Brussel wordt voorbereid en uitgerold. De fiscale regelingen voor innovatie (WBSO, innovatiebox, expatregeling) vormen een onmisbare basis van het beleid. Maar het gaat daarbij om meer dan investeringen. Voor de succesvolle introductie van bijvoorbeeld biotechinnovaties, moet het regelgevend kader worden aangepast. In Europa duurt de invoering van innovaties veel langer dan in bijvoorbeeld de VS, wat onze concurrentiepositie verzwakt.
b) Krachtige uitvoering nodig om ruimte voor economie te behouden. Een goed ondernemingsklimaat en voldoende economische ontwikkeling vraagt om méér fysieke ruimte voor bedrijvigheid. De totale ruimte voor economie – álle (maak)industrie, lucht- en zeehavens, kantorenparken en bedrijventerreinen – nemen nu slechts 2,6 procent van de ruimte in en staat onder grote druk. Voldoende fysieke en milieuruimte, plus snelle vergunningverlening zijn essentieel voor het toekomstige verdienvermogen en brede welvaart.
Een belangrijke eerste stap is dat het kabinet in 2025, in afstemming met ondernemers, een visie presenteert op de ruimtelijke en economische structuur, zodat ruimte voor bedrijvigheid wordt beschermd en behouden. Verder is het van belang het nationaal programma Ruimte voor Economie krachtig uit te voeren. In 2023 is hierin vastgesteld dat werklocaties en bedrijventerreinen beter moeten worden benut, ondernemers hulp nodig hebben om bedrijventerreinen toekomstbestendig te maken, en de toekomstige ruimtevraag van bedrijven moet worden geaccommodeerd. De komende tien jaar is minsten 700 hectare extra bedrijventerrein nodig, zodat het economisch ruimtebeslag in 2050 groeit naar tenminste 3 procent. Met de huidige regelgeving duurt het 15 tot 20 jaar om een bedrijventerrein met speciale kwaliteiten, zoals hogere milieuzonering, te realiseren. Wij vinden het daarom van belang dat de minister van EZ, in samenwerking met decentrale overheden, in 2025 een regeling opstelt voor pilots voor toekomstbestendige bedrijventerreinen, zodat ondernemers nog dit jaar aan de slag kunnen met de uitvoering.
c) Een bereikbaar Nederland mét nieuwe infrastructuur Momenteel wordt door onder andere de stikstofklem nauwelijks meer geïnvesteerd in uitbreiding van onze infrastructuur. Ook staat de kwaliteit van de bestaande infrastructuur onder druk door achterstallig onderhoud. Vertragingen leiden tot meer dan 1,7 mld euro schade per jaar. Gegeven de toename van mobiliteit de komende jaren is het belangrijk dat er fors meer wordt geïnvesteerd in onderhoud en vernieuwing van verouderde infrastructuur en versnelde uitvoering van de 17 gepauzeerde projecten.
d) Grootschalig productiviteitsoffensief als onderdeel van de brede aanpak arbeidsmarktkrapte. Met een publiek-privaat productiviteitsoffensief kunnen we de brede toepassing van digitalisering, AI, robotisering en slimmer werken (sociale innovatie) versnellen. Met name in maatschappelijke sectoren zoals zorg en onderwijs, en in het mkb. Daarnaast kan worden onderzocht hoe de arbeidsmarkt zodanig kan worden hervormd, dat mensen meer gestimuleerd worden om in zichzelf te investeren en eerder door te stromen naar productiever werk elders. We zijn blij met het voornemen van het kabinet om een tot een productiviteitsagenda te komen en dringen aan op een snelle oprichting van een National Productivity Board naar Deens model.
e) Nederland openhouden voor arbeidsmigranten Meer grip op arbeidsmigratie vraagt om een duidelijke visie net zoals in landen als Canada of Duitsland. Toegang tot vakkrachten voor vitale sectoren – ook van buiten de EU – blijft essentieel. Evenals het behoud van regelingen voor kennismigranten, zeker nu er een mondiale strijd om talent gaande is. Tegelijkertijd moeten excessen hard worden aangepakt met stevige handhaving (en in lijn met het rapport Roemer).
f) Geef Nederlandse techbedrijven een eenvoudige en internationaal concurrerende regeling voor werknemersparticipatie. Om nationaal en internationaal talent aan te trekken en te behouden, is het van belang dat start- en scale-ups hun medewerkers kunnen belonen met aandelenopties. Het huidige belastingtarief en de hoge voorfinancieringslast maken het echter onaantrekkelijk voor Nederlandse techbedrijven om medewerkers mee te laten profiteren bij een exit. Dit belemmert de financiering en oprichting van nieuwe startups. Zorg daarom voor een belastingfaciliteit voor aandelenopties die aansluit bij concurrerende landen, zodat Nederland aantrekkelijk blijft voor techondernemerschap en innovatie.
Tot slot
Met bovenstaande suggesties doen we concrete voorstellen voor het structureel versterken van ons ondernemingsklimaat en daarmee ons nationaal verdienvermogen. Het Nederlands bedrijfsleven wil daarbij nadrukkelijk onderdeel zijn van de oplossing en staat klaar om hier een bijdrage aan te leveren.
De stap richting een Ondernemingspact kan daaraan een goede bijdrage leveren, maar de versterking van het ondernemingsklimaat vraagt om meer dan dat alleen.
Als u vragen heeft naar aanleiding van onze inbreng, kunt u contact opnemen met Reineke Timmermans (rtimmermans@vnoncw-mkb.nl) of Rik Enequist (enequist@vnoncw-mkb.nl).
Hoogachtend,
Ingrid Thijssen
Voorzitter VNO-NCW
Jacco Vonhof
Voorzitter MKB-Nederland
BIJLAGE
Schets verschillende relevante indicatoren voor het ondernemingsklimaat
- Dalende kwaliteit beroepsbevolking. Op één van de belangrijkste punten voor onze toekomst (het onderwijs) zien we verder verslechterende onderwijsscores op rekenen en taal (PISA-scores) . Nederlandse jongeren presteren op het gebied van leesvaardigheid onder het Europese gemiddelde (laatste vijf). Twintig procent van de Nederlandse bevolking heeft zelfs een te laag leesniveau om normaal in de maatschappij mee te kunnen komen.
- Teruglopende investeringen. Inmiddels gaan er meer investeringen Nederland uit dan erin komen. De steeds verder oplopende kosten van het stroomnet zetten een rem op investeringen in Nederland en zetten activiteiten hier op achterstand ten opzichte van onze buurlanden waar deze kosten lager zijn. Uit onderzoek in opdracht van EZ (Buck Consultants) bleek recent dat bedrijven niet zozeer massaal vertrekken, maar vooral de uitbreidings- en vervangingsinvesteringen buiten Nederland doen. Dit mede door het gebrek aan mogelijkheden om eigen land uit te breiden vanwege het overvolle elektriciteitsnet, de hoge energiekosten in vergelijking met buurlanden, gebrek aan vergunningen (door o.a. stikstof) en gebrek aan stabiel beleid. Er is nu weinig tot geen perspectief dat deze bottlenecks krachtdadig worden weggenomen en dat is fnuikend voor het vertrouwen bij bedrijven.
- Aanhoudende krimp Nederlandse industrie. De productie van de Nederlandse industrie kromp in 2023 en die krimp heeft zich voortgezet in de eerste drie kwartalen van 2024. Ook de orderontvangsten staan al langere tijd onder druk. De NEVI-inkoopmanagersindex is recent gestegen, maar wijst nog steeds op krimp. Nederland onderscheidt zich op tal van punten, maar met name de energiekosten, negatief ten opzichte van buurlanden.
- Dalende innovatiescores. We zijn in zes jaar tijd van plaats 2 naar plaats 8 gedaald op de Global Innovation Index.
- Belastingregels ontmoedigen investeringen. De belastingdruk op ondernemerswinst ligt in Nederland hoger dan in bijna alle andere lidstaten. We vallen ver buiten de top 20 en bevinden ons daarmee wederom in de Europese achterhoede. Dat gaat zowel om de effectieve gemiddelde belastingdruk als de effectieve marginale belastingdruk. Dat is niet alleen het gevolg van hoge tarieven, maar ook van de grondslag. Nederland heeft ook een aantal regels ingevoerd die de business case om hier te investeren onaantrekkelijk maakt. Denk daarbij aan de scherpe beperking van afschrijvingen op onroerend goed, beperking van de renteaftrek en beperking van de verliesverrekening.
- (Door)groei bedrijven stokt. De doorgroei van bedrijven stokt in Nederland: de afgelopen tien jaar zijn er meer bedrijven gekrompen (16 procent) dan gegroeid. Slechts 7 procent groeide door naar een hogere grootteklasse. Nederland kent internationaal gezien ook weinig doorgroeiende (tech)bedrijven (scale-ups). Het aantal bedrijven dat van startup (met 100k euro investering) doorgroeit naar scale-up (10 miljoen euro investering) was in 2020 in Nederland 16 procent, ten opzichte van 51 procent in de VS.