25 JUL, 2022 • Weekbulletin

De buitenlandse post: Denemarken

Ambassades zijn de steun en toeverlaat van Nederlandse ondernemers in het buitenland. In deze serie portretteren we er enkele. Dit keer is het woord aan Arne Brandsma, hoofd van de economische afdeling van de Nederlandse ambassade in Denemarken, en senior beleidsmedewerker Atle Sommer.

 

Hoe zit de Nederlandse vertegenwoordiging in Denemarken in elkaar?

Brandsma: ‘Bij de ambassade in Kopenhagen werken in totaal tien mensen; Atle en ik vormen samen de afdeling economie en handel, maar er is ook nog een collega die zich in haar werk volledig richt op landbouw, natuur en voedselkwaliteit. In Aarhus en Aalborg zijn er honorair consuls. Zij staan ons in hun regio bij met het behartigen van de belangen van Nederland. Ook in Groenland – dat net zoals de Faeröer eilanden tot ons werkgebied behoort – is er een honorair consul. Verder is er een regional businessdeveloper voor Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen, Zweden, Estland en Litouwen, die Nederlandse bedrijven helpt bij het vinden van lokale netwerken.’

 

Hoe gaat het met de Deense economie?

Brandsma: ‘Net als Nederland is Denemarken een kleine open economie, en grotendeels afhankelijk van handel. Het land is ongeveer even groot in oppervlakte als Nederland, maar er wonen nog geen 6 miljoen mensen. Handel tussen Nederland en Denemarken ligt hoger dan veel mensen denken. Denemarken is voor Nederland de vijftiende exportpartner; andersom staat ons land voor de Denen op de zevende plaats. De waarde van de in- en uitvoer tussen beide landen bedroeg in 2020 zo’n 11 miljard euro, en laat over de afgelopen jaren een stijgende lijn zien.’

Sommer: ‘Het gaat heel goed met de Deense economie. Denemarken heeft een laag begrotingstekort en een lage staatsschuld. Het land heeft natuurlijk last gehad van corona, maar de steunmaatregelen van de overheid hebben goed uitgepakt. Op dit moment wordt een economische groei van 3,5 procent verwacht. De inflatie is wel hoog, net als in de ons omringende landen: 8 procent en dit percentage loopt op.’

 

Waar ligt de focus?

Brandsma: ‘Denemarken richt zich op de sectoren energie(-efficiency), voedsel, maritiem, mode en design, mobiliteit, bouw en infrastructuur en op het thema smart cities. Het land zet zich al jaren in voor de transitie naar een meer groene en circulaire economie. Daar liggen dan nu ook veel kansen voor Nederlandse bedrijven.’

Sommer: ‘De politieke situatie in Denemarken is stabiel. Regeringen zijn gewend om over belangrijke onderwerpen langetermijnafspraken te maken met de oppositie. Op die manier krijgt het bedrijfsleven zekerheid, ook over de duurzaamheidstransitie. De Deense economie is daarnaast hoog gedigitaliseerd. Een mooi voorbeeld van een bedrijf dat ‘groen’ en ‘technologie’ aan elkaar koppelt, is het Nederlandse Swapfiets, dat (elektrische) fietsen verhuurt. De bekende blauwe banden zijn inmiddels niet meer weg te denken uit vier steden in Denemarken, waaronder het fietsgekke Kopenhagen.’ 

 

Wat staat er de komende tijd op de agenda?

Brandsma: ‘Er worden veel beurzen georganiseerd in Denemarken. Bij een deel daarvan zijn wij betrokken. Het afgelopen jaar stond voor de ambassade in het teken van ‘500 jaar Nederlandse boeren in Denemarken’ en in de rest van dit jaar zijn er nog enkele activiteiten in dat kader. In september heeft de ambassade een eigen stand op de TechBBQ: een op techniek gerichte beurs voor startups, scale-ups en mkb-bedrijven in Denemarken. Nederlandse bedrijven kunnen daar in gesprek komen met potentiële businesspartners. Die maand vindt ook de IWA World Water Congress & Exhibition in Kopenhagen plaats; zeer interessant voor bedrijven in de watersector. Ook doen we in oktober mee aan de Sustainable Food Week op het eiland Bornholm en in november aan de AGROMEK, waar de focus ligt op toeleveranciers van machines voor de land- en tuinbouw. Op het gebied van energie wordt er op 8 en 9 november een Hydrogen and Fuels Cell Conference georganiseerd. En van 25 tot en met 27 april 2023 is er een beurs over windenergie, een initiatief van WindEurope.’

Sommer: ‘Windenergie is hier een belangrijk dossier. Denemarken en Nederland zijn geïnteresseerd in het ontwikkelen van energie-eilanden in de Noordzee. In groter verband – met ook Duitsland en België – werken we grensoverschrijdend samen rond grootschalige offshore windenergie. Binnen de energietransitie zien we in Denemarken ook veel ontwikkelingen bij de productie en toepassing van waterstof.’

 

Wat doen jullie voor Nederlandse bedrijven die de sprong willen wagen?

Brandsma: ‘Wij geven informatie en advies, doen onderzoek naar marktkansen en hebben goede contacten bij de overheid, het bedrijfsleven en kennisinstellingen. Onze kerngebieden zijn energie, water & maritiem en smart cities.’ Sommer: ‘Maar als je niet actief bent in een van deze gebieden, aarzel dan ook zeker niet om contact op te nemen met ons of een RVO-adviseur. We willen alle bedrijven helpen om de beste markttoegang te krijgen.’

 

Uw adviezen voor deze bedrijven?

Brandsma: ‘Nederlanders en Denen lijken op elkaar, maar er zijn wel degelijk verschillen. De Denen zijn wat bescheidener, dus een ‘op de borstklopperige’ houding valt niet goed. Daarnaast is ‘tijd is tijd’ hier het adagium. Een meeting die volgens de agenda om 11 uur is afgelopen, is dan ook echt afgelopen. Als het onderwerp nog nadere bespreking behoeft, dan wordt er gewoon een vervolgafspraak gemaakt. Een ander opvallend feit is de werk-privébalans: de Denen beginnen doorgaans om 8 uur ’s ochtends en de werkdag is om 16 uur afgelopen. En o ja: ze spreken erg goed Engels, maar een paar woordjes Deens wordt altijd gewaardeerd.’

ambassadenetwerkbuitenlandse handel en investeringendenemarkeninternationale handelwindenenergie