15 MEI, 2023 • Weekbulletin
Branchevereniging aan het woord: Modint
In deze serie komen de brancheleden van VNO-NCW en MKB-Nederland aan het woord. Deze week Sylvia Roelofs, voorzitter van Modint, de ondernemersorganisatie voor fabrikanten, importeurs, agenten en groothandelaren in (bedrijfs)kleding, modeaccessoires, tapijt en (interieur)textiel.
Wat is er te vertellen over de branche en branchevereniging?
‘Modint vertegenwoordigt alles wat met textiel te maken heeft. Niemand realiseert zich dat dit een ongelofelijk belangrijke sector is, een rode draad voor de samenleving. Dat verhaal wil ik meer vertellen. We moeten ons allemaal kleden, onze wegenbouwmensen en de brandweer hebben beschermende bedrijfskleding nodig en in veel woningen en bedrijfspanden ligt tapijt. In deze sector, goed voor 10.000 bedrijven en 68.000 banen, gaat wel 20 miljard euro om.
Modint vertegenwoordigt 450 – vooral grotere – bedrijven. Ons bureau in Zeist heeft 15 mensen op de payroll. En in de backoffice huren we allerlei mensen in die we delen met INretail.’
Hoe lang bent u al voorzitter en wat is uw achtergrond?
‘Sinds 1 juli 2021. Ik ben van oorsprong jurist en was zeven jaar advocaat. Daarna kwam ik via Van Spaendonck in de brancheverenigingswereld. Ik ben vijftien jaar directeur geweest van de ICT-sector, wat nu NL Digital heet. Zowel die juridische als de IT-ervaring zijn nuttig voor allerlei ontwikkelingen bij Modint.’
Welke actuele kwesties spelen er momenteel voor jullie?
‘Er komen steeds meer eisen op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid vanuit de Green Deal en Nederlandse wet- en regelgeving. Vanaf 1 juli geldt de UPV, de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Dan worden bedrijven verantwoordelijk voor de inzameling en verwerking van hun afgedankte textiel. Een textielinzamelsysteem organiseren en de doelstellingen voor hergebruik en recycling halen, is complex en kostbaar. Daarom werkt Modint aan een collectieve oplossing. Dat is ook voor grote bedrijven een reden om het lidmaatschap te overwegen. Verder zijn handelskwesties relevant, zoals een mondiaal level playing field. En we hebben er als internationale maakindustrie belang bij dat we vakmensen kunnen interesseren voor de textielsector.’
En nog meer?
‘We moeten verantwoording afleggen over sociale en milieuomstandigheden waaronder onze producten in en buiten Nederland worden gemaakt. Maar hoe kun je verantwoordelijk zijn voor het maakproces van elk knoopje of garen uit India? We adresseren die vraag op Europees en mondiaal niveau, samen met onze Europese organisatie Euratex en mondiale organisatie IAF.
Modint was voor de ramp met Rana Plaza in Bangladesh zelf al tot de conclusie gekomen dat we ons moeten inzetten voor duurzamer, circulair textiel. Met het Convenant duurzame kleding en textiel onderzochten we hoe je goed kunt rapporteren over sociale en milieuomstandigheden van de productie. Nu proberen we in de keten van toeleverancier tot consument goede afspraken te maken. We werken aan een textiel-ecosysteem waar textiele producten weer tot grondstof worden gemaakt. Daarvoor hebben we andere stakeholders en sectoren nodig. Bijvoorbeeld IT- en AI-partijen om textielketens in kaart te brengen en voor smart kleding. Naar analogie met Brainport en Foodvalley streven we naar een Textile Valley om duurzaamheid, kwaliteit, digitalisering en innovatie voor elkaar te krijgen in Nederland.’
Wat zijn belangrijke lobbypunten?
‘Een thema dat ik ook graag bij VNO-NCW wil aankaarten, is een textiel-topsector. Tot de vorige eeuw hadden we een Nederlandse textiel-maakindustrie. Die is nu voornamelijk geoutsourcet naar bijvoorbeeld Azië, al staan er in Noord-Nederland nog steeds veel tapijtfabrieken. We zijn nog altijd een cruciaal textielkennisdomein. Internationaal kijkt de industrie dan ook naar Nederland voor duurzaamheid. Modint valt nu onder de Topsector Creatieve Industrie. Maar daarin zitten ook partijen die niet echt de maakindustrie vertegenwoordigen. Ik wil met de UPV nieuwe stappen maken in de circulariteit van grondstoffen. Met een innovatiebudget en samen met universiteiten, hogescholen en de overheid.
Voor een duurzamere textielsector moeten we wel consumenten meekrijgen. Die moeten weten dat ze textiel minder snel moeten wisselen en dat het meer gaat kosten. Anders gaan ze shoppen voor goedkope alternatieven. We hebben de overheid en Europa nodig om daarvoor een awareness-campagne te organiseren.
Een ander lobbypunt is de tsunami van wet- en regelgeving die op ons afkomt. De samenleving dwingt ons, net als de landbouw, tot versnelde verduurzaming. Dat moet voor het mkb natuurlijk wel behapbaar zijn. Voor duurzaamheidsrapportage in onze jaarrekeningen zijn we zo 6.000 euro kwijt aan accountantskosten, terwijl we er ook al op andere niveaus over rapporteren. Om een goede balans te vinden, zullen we ons ertegen weren als er te veel verplichtingen komen.’
Hoe ziet u de toekomst van uw branche en branchevereniging?
‘Onze eerste uitdaging is het UPV-systeem goed opzetten, samen met andere partijen. En dan te komen tot die innovatie en digitalisering in het ecosysteem dat we graag willen opzetten. Textile Valley moet het brandpunt worden van die ontwikkelingen. Ook voor de branchevereniging zelf is vernieuwing een issue. De toekomst van brancheverenigingen ligt in de verbinding met stakeholders om opgaven als duurzaamheid te verwezenlijken. Dat is voor nu het belangrijkst om aantrekkelijk te blijven voor leden.’
Waarom zijn jullie lid van VNO-NCW?
‘Er zijn zaken rond het ondernemerschap die we zelf maar tot op zekere hoogte kunnen oppakken. Alle ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, de circulaire economie: dat zijn dossiers die VNO-NCW nu adresseert. De standpunten die daar worden ingenomen, bespreken we met onze leden. Daarnaast kunnen branches elkaar bij VNO-NCW ontmoeten en van elkaar leren.’
Met welke branchedirecteur zou u weleens een dagje willen ruilen?
‘Het liefst zou ik ruilen met Paul van Nunen, directeur van Brainport Development. Brainport heeft een ecosysteem opgezet zoals ik ook voor ogen heb voor de textielsector. Ik zou graag meekijken hoe ze dat voor elkaar gekregen hebben en hoe ze verbinding hebben gelegd met de Europese en mondiale doelstellingen.’