Maak van bèta-dubbeltje een kwartje

04-02-2016

Het was geen vrolijke boodschap, die de commissie-Breimer vorige week voor onderwijsminster Bussemaker had: Nederland dreigt de aansluiting met de internationale bètawetenschap kwijt te raken. De kennisinfrastructuur is niet aantrekkelijk genoeg voor toptalent om in de Lage Landen te werken. Het is een signaal dat de minister, en met haar het kabinet, niet mag negeren.

De commissie onder leiding van hoogleraar Douwe Breimer werd ingesteld naar aanleiding van de Wetenschapsvisie 2025 om aanbevelingen op te stellen voor de bètastudies. 'Er zijn ernstige tekortkomingen', schrijft de commissie in haar rapport Koersvast. 'De lerarenopleiding is impopulair en er is ondervertegenwoordiging van vrouwen en minderheden onder studenten en in de vaste staf. Ook zijn er sterke aanwijzingen dat Nederland bij de chemie en de fysica te lang voor een dubbeltje op de eerste rij heeft willen zitten, met als gevolg dat toptalent steeds vaker aan ons land voorbijgaat.'

Voor het bedrijfsleven is excellente (bèta)wetenschap van belang. Het Nederlandse bètaonderzoek is van hoge kwaliteit, maar ondervertegenwoordigd in wereldwijd perspectief. Deze positie dreigt nu dus verder te verzwakken. Het is dan ook terecht dat Breimer van het dubbeltje een kwartje wil maken. Maar ook de prikkels in het wetenschappelijk bestel zijn een aanpassing waard, bijvoorbeeld door differentiatie in de promotiebonus die instellingen ontvangen. Deze bonus is nu nog gelijk, wat relatief dure bèta’s minder populair maakt bij universiteiten.

Volgens de commissie-Breimer is er bij een vergelijking van internationale cijfers jaarlijks een bèta-(investerings)gat van 270 miljoen euro. Zij schat in dat er minstens 119 miljoen euro per jaar extra nodig is om bij te blijven. Al sinds 2011 wordt met het Sectorplan Natuur- en Scheikunde de achterstand in de bètadisciplines langzaam ingelopen. Nu zijn nieuwe nationaal gecoördineerde inspanningen nodig. Snelle actie van de minister is daarom noodzakelijk.