‘Groei is een slechte graadmeter’

11-12-2014

Het bruto binnenlands product, de internationale graadmeter om de prestaties van een economie te meten, voldoet niet meer. De economie moet een bredere meetlat krijgen, zegt Hans Stegeman, hoofd internationaal onderzoek van de Rabobank. ‘Welvaart is meer dan alleen meten hoeveel een land produceert.’

Het gaat niet om groei en bbp, maar om welvaart? Voor welk probleem is dit een oplossing?
’De Rabobank is een bank, maar we voelen ons ook betrokken bij de samenleving. Het bruto binnenlands product voldoet gewoon niet meer om welvaart te meten. Dat realiseerden we ons tijdens de crisis. De bbp-cijfers waren dramatisch laag, maar we bleven nog behoorlijk welvarend. Dat komt doordat we heel veel dingen niet meten. Innovatie bijvoorbeeld. En via de digitale economie geven we ook heel veel nieuwe dingen gratis weg. Dat levert wel welvaart op, vooruitgang, maar geen groei volgens de bbp-norm. We willen dus een eigen indicator ontwikkelen als alternatief voor het bbp.’

Het is overal groei wat de klok slaat. Gaat dat veranderen?
Er komt wat anders, maar iets dat lijkt op het bbp blijft relevant. Wat ik zou willen, is een begrip dat meer inhoud geeft aan het begrip ‘vooruitgang’ door dingen toe te voegen die je nu niet meet. Bijvoorbeeld beslag op grondstoffen, luchtkwaliteit, vrije dagen, innovatie. Ik ben niet van de school die zegt: ‘Laten we afscheid nemen van groei, het zit allemaal in het geluksgevoel.’ Bhutan zegt dat en het lijkt mooi, maar achter subjectief welbevinden zitten ook cijfertjes. Je wilt dingen kunnen duiden en vergelijken met één cijfer, liefst niet met een dashboard van getallen, dat is niet overzichtelijk. Onze kracht als mens is dat we het beter willen doen dan de buurman.’

Veel van uw verborgen factoren werden alleen belangrijk gevonden in de Linkse hoek. Krijgt Links gelijk?
‘Het ligt er aan hoe je het aanvliegt. Tot nu toe werd daar gekeken naar grondstoffen of sociale factoren. Daar zit ook wel iets in, maar meten van innovatie is ook relevant. Hoe werken nieuwe toepassingen uit op de welvaart? Dat is hoe de veranderende economie werkt en ik zoek naar het waarderen van die kern. Daar is nog geen methode voor. Keynes’ voorspelling dat we in 2030 nog maar 15 uur per week werken en ons welvarend voelen, zou theoretisch gewoon kunnen.’

Het verhogen van het bbp is de drijvende kracht achter veel economisch beleid. Is het realistisch om het af te schaffen?
‘Bbp is relatief nieuw, het is in 1934 bedacht en pas na de Tweede Wereldoorlog een doelstelling geworden. Eigenlijk was het toen al niet zo’n goed begrip, maar het voldeed. Je hoeft bbp ook niet af te schaffen. Maar het moet in een breder cijfer worden verwerkt. Zodat je kunt zeggen: ‘We zijn welvarender geworden. Ons inkomen is gelijk gebleven, maar we hebben meer vrije tijd. De milieuvervuiling is gedaald, maar het grondstoffenverbruik is verhoogd.’ Dan zie je hoe een samenleving ervoor staat. Veranderen zal niet makkelijk zijn, maar als je je richt op groei van het bbp, terwijl je eigenlijk weet dat het daar niet om gaat, ben je gewoon met de verkeerde dingen bezig.’

Hoe doet Nederland het volgens uw normering?
‘We hebben een berekening gemaakt. Daar komt uit dat het sedert 2009 eigenlijk minder slecht is gegaan dan dat je op basis van ons bbp zou zeggen. Daarvoor was onze welvaart minder snel toegenomen dan afgemeten aan het bbp. Dat was ook een tijd met grote groei en veel gebruik van grondstoffen bijvoorbeeld. De nieuwe norm ga ik nog wel meemaken. Je ziet al dat jonge mensen wennen aan het feit dat er weinig groei is en ze voelen zich niet minder welvarend.’


Wie is Hans Stegeman?

Hans Stegeman studeerde algemene economie aan de Universiteit Maastricht en begon zijn carrière als beleidsadviseur bij ABVAKABO FNV. Die baan verruilde hij voor één bij het Centraal Planbureau, waar hij werkte als onderzoeker. Sinds 2007 werkt Stegeman bij de Rabobank Economisch Onderzoek. Eerst als senior econoom en daarna als hoofd van het team Nationaal Onderzoek. Sinds 1 januari is hij hoofd internationaal onderzoek.